In het verleden waren we al meerdere keren in de Pyreneeën (1992-1994) en we hebben dáár geleerd om in de bergen te fietsen en er van te houden. Dit jaar wilden we weer eens terug, maar dan vooral om de Spaanse kant uitgebreider dan in 1994 te bekijken, maar ook om meer tijd in te ruimen voor een paar gebieden waar je alleen te voet kunt komen (zoals het Ordesa park en Aigües Tortes). Maar vooral wilden we terug om te zien hoe het ons zou vergaan op de tandem! We rijden al langer tandem, maar dat is een gewoon 3 versnellingen-stadsmodel waarmee je nog niet eens een heuveltje op kunt, laat staan een berg.
We hebben er speciaal een nieuwe ATB tandem voor aangeschaft, en dat is uiteindelijk de Burley Samba geworden. Voor de stoker is het bijzondere de zogenaamde 'Softbeam' waar het zadel op zit. Dit is een kunststof buis (van hetzelfde materiaal waar ook polsstok-springers mee springen) die het zitcomfort van de achterste rijder aanmerkelijk vergroot op onverharde wegen of bij onvoorziene kuilen.
Het werd bij aanvang nog behoorlijk spannend, want we hadden door onvoorziene omstandigheden geen tijd gehad om de tandem uitgebreid in Limburg of de Ardennen te proberen.
Onze reis begon in Argelès-Gazost (ten zuiden van Lourdes), we staken de grens over via de Col du Pourtalet, we reden vervolgens kriskras door de Spaanse Pyreneeën in de richting Barcelona en keerden uiteindelijk via de Col d'Ares weer terug in Frankrijk waar we de laatste week nog wat verkenden.
We hadden geen reisplan gemaakt en zouden van dag tot dag bekijken waar we uit zouden komen. Vooral de onzekerheid over beschikbare hotelruimte (het was hoogseizoen tot eind augustus) had ons tot een dergelijke werkwijze doen besluiten, een werkwijze die ons dit voorjaar in Andalucia ook goed was bevallen.
Het is een zeer indrukwekkende tocht geworden, in het begin zwaarder dan we verwacht hadden, maar eenmaal gewend aan het 'tandemmen' was het goed te doen en we hebben van iedere meter genoten. Vooral ook het prachtige weer met volop zon was daar de oorzaak van. Het klimmen met de tandem is goed bevallen en overal waar we kwamen kregen we enthousiaste reacties en leuke commentaren, naast vele aanmoedigingen en opgestoken duimen!
We gebruikten voor onze bagage één van de achtertassen (zelf gemaakt) die we ook op onze andere fietsen gebruiken, en vóór hadden we een set Ortlieb tassen zitten. Gereedschap zat in een aparte gereedschaptas die we zelf hadden gemaakt en we hadden twee stuurtasjes. Vier bidons met bij elkaar 3,75 liter inhoud en een extra batterijhouder in bidonklem, maakten de zaak compleet.
We hebben ook twee fietscomputers gemonteerd, een met een autostart functie en de andere staat continu aan. Zo kunnen we goed vergelijken wat het gemiddelde is inclusief en exclusief de rusttijden.
We hebben gefietst in de periode van 18 augustus t/m 11 september. In deze laatste week begon in de Roussillon alweer de druivenpluk!
We gingen met de fietsslaapbus naar Argelès en weer terug vanaf Barcarès. In de aanhanger voor fietsen is plaats voor 4 tandems. Op de terugreis was er ook nog een ander paar op de tandem. Op de heenreis waren we trouwens maar met 4 mensen in de bus! Het was de laatste heenreis naar Argelès. Dat is wel prettig, want de bus was al voorbereid voor de nacht, zodat je geen tijd verliest met het ombouwen van alle stoelen tot bedjes. Je kunt dan gaan slapen wanneer je wilt. Wel heel bijzonder was dat de bus door een wegafsluiting en omleiding in het hartje van Parijs terecht kwam!
18 augustus – 19 km
Als de bus bij het ochtendgloren de Pyreneeën nadert, zijn deze gehuld in een groot grijs dek en het regent pijpenstelen! Dat hebben we vaker meegemaakt en ook de chauffeur van de bus heeft dit bij al zijn ritten dit seizoen (naar deze plaats) al gezien! Maar als we uitstappen is het droog en na het gereedmaken van de fiets gaat zowaar de zon schijnen. In Argelès is het waanzinnig druk met Fransen op vakantie en we moeten gelijk al onze tandemkunsten aanwenden om overeind te blijven tussen het aan alle kanten op/over de straat lopend volk en rijdende auto's.
We zetten koers naar Arrens om te zien hoever we komen vandaag. Het weer is voorlopig goed. Na zo'n nacht in een bus ben je toch niet echt lekker uitgeslapen en fit, en dat is nog wel te merken. Het valt aardig zwaar en het zweet staat me al snel op de rug en op het hoofd. Daar heb ik op mijn solo-ATB zelden last van. Het is ook nog even wennen aan het fietsen met de voortassen, maar het maakt de tandem (merkten we later) wel een stuk stabieler.
We zijn in goed anderhalf uur in Arrens, en staan in tweestrijd: dóórgaan en de Soulor/Aubisque er ook gelijk maar aan vast knopen of in Arrens blijven? Het is nog zo vroeg dat we besluiten door te gaan alhoewel de lucht er nogal grijs uitziet.
We krijgen ook gelijk het zwaarste stuk van de beklimming voor de wielen en ik begin serieus te twijfelen aan ons besluit om met de tandem naar de Pyreneeën te gaan. Allemachtig, dát valt tegen! Het lichtste verzet dat we hebben is 1 op 1, en dat is zwaarder dan we op onze ATB's hebben. Het probleem is dat je minimumsnelheid (om stabiel te kunnen rijden) met een tandem wel een stuk hoger moet liggen dan op een solofiets, en dat betekent dus flink trappen als je omhoog moet.
Na 1.5 kilometer gaat het regenen – eerst nog zachtjes – en we schuilen onder een mooie grote boom, trekken de regenkleding aan en wachten nog wat af, twijfelend en hopend, maar het wordt steeds erger, dus dan maar terug naar Arrens. Jammer van dat eerste stukje, maar nu weten we wat ons morgen te wachten staat!
In Arrens is een hotel snel en probleemloos gevonden en we besluiten maar wat van de verloren nachtrust in te halen. Als we wakker worden is het flink opgeklaard, de zon staat te branden en het ziet er allemaal wat plezieriger uit. We brengen nu de fietstassen wat op orde, repareren wat materiaal en eten 's-avonds goed in het hotel. De fietsen hebben we gestald in de garage van het hotel.
19 augustus – 39 km
Bij het opstaan is er veel blauw, een enkele wolk en wat optrekkende nevel uit de dalen. Om 9.10u rijden we weg en in 1 uur en 40 minuten zijn we boven op de Col du Soulor! Het is vrij zwaar, maar de beklimming is vrij constant zo'n 8%, en dat fietst dan wel weer prettig. Wat minder prettig is, is de enorme drukte: een continue stroom auto's rijdt hier met ons mee, en Fransen zijn absolute horken in het verkeer. Ze halen op onmogelijke plaatsen in, ze snijden, ze rijden vlak langs je en hun auto's stinken onvoorstelbaar. Overigens ontwikkelden we op de tandem wel een techniek om ze tot enige rust te manen: kwam er weer wat achterop dan ging ik wat naar links fietsen en mijn vrouw uitgebreid met haar armen zwaaien en het verkeer regelen. Dat hielp wel iets.
De omgeving is weer erg mooi en je hebt een prachtig uitzicht op het dal van Arrens. Het is bovendien aangenaam fietsweer met temperaturen van 18° tot zo'n 25°. Op de col nemen we koffie, kopen een stuk schapenkaas en genieten van de zon en de omgeving. Bovendien zijn we trots op onze prestatie. Op papier was dit de zwaarste klim en dat hebben we toch maar mooi gedaan op onze 'Burley' (later zal blijken dat we ook nog veel steilere stukken (15%) gedaan krijgen en dat de problemen in de eerste dagen meer met de conditie te maken hebben). Na de Soulor volgt het fraaie stuk langs de Cirque du Litour, (het is nu de derde keer dat we hier langs komen) het gedeelte naar de Aubisque is niet zwaar meer en heel erg mooi met een prachtig gezicht op het dal met Arbéost. Het is inmiddels prachtig helder weer met alleen wat hoge vederbewolking. Op de Aubisque wat thee drinken, foto's maken en dan de afdaling.
Je kunt op een tandem zeer hoge snelheden bereiken tijdens het afdalen, je bent echter een levensgevaarlijke kanonskogel als het sneller gaat dan 40 km/u. Dat betekent dus dat je aan de remmen zware eisen moet stellen. We hebben V-brakes voor en achter en een speciale rem op het achterwiel voor de afdalingen, zodat je niet doorlopend je handen hoeft te gebruiken. Het is een trommelrem die in een vaste stand kan worden gezet (bij ons door de stoker) zodat je een vaste daalsnelheid kunt aanhouden en zelf alleen maar wat hoeft bij te remmen.
Een goede communicatie is natuurlijk wel nodig om te zorgen dat de rem op het juiste moment aan of af staat. Dat ging wel eens fout: na een afdaling gaat het bergop wel heel erg zwaar: 'trap je wel mee daarachter?', 'Ja hoor!', 'Waarom gaat het dan zo zwaar?', omdat die rem dus nog aan stond!
De afdaling naar Laruns is prachtig en kent een aantal zeer steile stukken (dat wisten we nog van de klim in 1992!). In Laruns blijkt de Auberge waar we eerder waren, te zijn gesloten. Jammer, het was een heerlijk restaurant met prettige kamers. We zitten nu in een klein hotel op het dorpsplein. We hebben overigens wel geluk, want de hotels zitten later die middag helemaal vol. De fiets kan weer op de binnenplaats. Het eten in het hotel is uitstekend. Er zijn in de namiddag meer wolken gekomen, en de toppen liggen weer helemaal bedekt.
20 augustus – 32 km
Omdat we geen reisplan hebben kunnen we van dag tot dag bekijken waar we heen willen. Omdat we in Laruns ontdekt hebben dat er op de Col du Pourtalet een hotel staat, lijkt het ons wel leuk om daar te proberen een kamer te krijgen. Lukt dat niet, dan is het een kwestie van simpelweg Spanje indalen, daar is altijd wel iets!
Als we om 9 uur wegrijden, hangt het hele dal nog vol nevel, maar al snel breekt de lucht open en wordt het steeds blauwer en zonniger. We hebben bij de start nog een extra laagje kleren nodig voor de ochtendkou, maar na de eerste kilometer klimmen gaat dat alweer uit.
Tot aan Les Eaux-Chaudes rijden we door een fraaie gorge, daarna wordt het meer open en is ook de fraaie lucht goed te zien en de zon te voelen. Er zijn prachtige bossen en de rivier stroomt volop in deze Vallée d'Ossau. Les Eaux-Chaudes is een antiek badplaatsje met veel vervallen, grote, oude gebouwen. Je kunt er voor Astma en Bronchitis worden behandeld, of misschien kun je dat hier wel krijgen, want de stoet auto's en bussen die ons voorbijtrekt is onafzienbaar, stinkend en hinderlijk vervelend! In voorgaande jaren reden we praktisch alleen door de Pyreneeën, nu zitten we in een ongunstige tijd (de Fransen hebben – gelukkig hun laatste week – vakantie). Ze gaan hier allemaal op weg naar Lac de Fabrèges waar ze allemaal met de kabelbaan naar boven willen en ook allemaal in het treintje naar Lac d'Artouste willen.
In Gabas nemen we koffie (hier is ook een hotel) en zetten dan koers naar het Lac de Fabrèges. De weg is niet al te steil en hele stukken zijn zo'n 4%, af en toe wat zwaarder. Bij het meer rijst een reusachtige stuwdam op, en met twee grote haarspeldbochten moeten we op het niveau van het meer komen. Daarna volgt een rustige route langs het meer. We nemen nog een koffie even voorbij het meer en rijden dan het fraaie open dal met groene weiden in. We volgen nu de Gave de Brousset en we nemen langs deze beek een lunchpauze in de beschutting (tegen de wind) van een huisje en wat rotsen. Het verkeer is hier veel minder, de toeristen zijn we praktisch allemaal kwijt.
We vervolgen langs de mooie, regelmatige stijgende weg. Ter hoogte van het Défilé de Tourmant hebben we een indrukwekkend terugblik op het dal waar we uit zijn geklommen en voor ons de mooie col.
De Pourtalet is een heel open col en het landschap wordt natuurlijk gedomineerd door de reusachtige Pic du Midi d'Ossau van 2884m hoogte.
Het hotel blijkt nog een kamer vrij te hebben!! Fantastisch! We slapen vannacht dus op 1794m hoogte. Om dat we al vrij vroeg boven zijn, hebben we nu mooi de tijd om een uitgebreide wandeling in de prachtige omgeving te maken: beekjes meertjes, panorama's, paarden, koeien, bloemen, roofvogels enz. In de richting van Spanje mooi helder, aan de Franse zijde wat bewolking die het dal binnen komt drijven. Aan de Spaanse kant van de col is nog een heel winkelcentrum waar we wat inkopen doen. We eten heerlijk in het restaurant, waar tijdens het eten de col helemaal dicht trekt in een dikke grijze mist. Je kunt geen twee meter ver kijken! Op de parkeerplaats op de col staan trouwens heel veel campers!
Als ik 's-nachts uit het raam kijk is het helemaal helder, en krijg ik weer zo'n sterrenhemel te zien als alleen maar in de bergen mogelijk is waar iedere omgevingsverlichting ontbreekt. Onvoorstelbaar veel sterren!
21 augustus – 29 km
Het is nog steeds helemaal helder als we opstaan maar wel 8°! We rijden om 9.55u weg in de richting van Spanje! Het is een mooie, overzichtelijke afdaling met groene heuvels en weinig verkeer. Vanaf El Formigal ziet het er heel 'Toscaans' uit, mooie meertjes, begroeide hellingen, maar de bergen zijn woester. We zijn in 20 minuten in Panticosa waar we weer koffie drinken, boodschappen doen en een hotelkamer reserveren in het 10 kilometer verder liggende 'Gran Hotel' in Balneario de Panticosa, ook alweer zo'n oude badplaats. De klim daarheen voert door de prachtige Garganta del Escalar en hier zitten stukken in die ons de Soulor gelijk doen vergeten. We naderen af en toe gevaarlijk dicht de minimum snelheid.
De weg loopt dood in Balneario (op 1630m hoogte), dus veel verkeer is er niet. Het is prachtig weer en onderweg zijn er veel watervalletjes.
We installeren ons snel in het hotel, en maken dan een wandeling, via de GR11 die hier loopt, naar het Embalse de Bachimaña dat op zo'n 2200m hoogte ligt. Het wordt een 3 uur durende klim door een onvoorstelbaar woest en indrukwekkend landschap. Het pad is soms erg zwaar, veel losse stenen, grote klauterpartijen en dan weer hele stukken langs de rivier.
Er lopen veel wandelaars deze route maar de meeste zijn al op de terugweg. Bij het stuwmeer is het rustig en het water is kristalhelder en ijskoud! We rusten er uit, eten wat en wandelen weer terug in 2 uur.
Het hotel stelt niet veel voor: vergane glorie! We eten ergens op het dorpsplein in een bar.
22 augustus – 52 km
Om acht uur is het stralend helder maar ook behoorlijk koud in het eerste stuk van de afdaling. In de nauwe gorge komt geen straaltje zon. Het is tot aan de hoofdweg wel even afzien in de kou. Op de hoofdweg naar Biescas is het (wat temperatuur betreft) een stuk aangenamer, maar wel weer drukker. De weg daalt nu licht naar Biescas waar we koffie drinken, inkopen doen en even bijkomen. We rijden dan over de N260 naar Torla. De weg is tot aan de Puerto de Cotefablo klimmend. Het is heet geworden, maar de weg slingert via mooie diepe zijdalen omhoog waardoor we de zon niet steeds aan dezelfde kant hebben. Bovendien is het hier zeer boomrijk en is er volop schaduw. Dat is wel nodig ook, want het werken op de tandem doet me behoorlijk zweten.
Op de tandem trap je uiteraard met z'n tweeën, maar de voorste rijder (de kapitein) moet z'n aandacht ook nog op het wat meer aandacht vergende sturen richten. Bovendien is een tandem iets moeilijker in bedwang te houden waardoor je je armen toch iets meer belast dan op een gewone ATB. Dat is echter ook een kwestie van wennen, want gaandeweg deze vakantie ging dat steeds makkelijker.
Op deze tandem is het lichtste verzet 1:1, en dat is ook zwaarder dan wat we normaal gebruiken op onze ATB's.
Noot 2007: Met het verstrijken der jaren hadden we toch wel behoefte aan een lichter verzet, en we hebben nu op onze nieuwe Cannondale 26x34 (0.76:1) als lichtste combinatie!
Er zijn twee tunnels op dit traject, beiden verlicht. De eerste is kort, de tweede zo'n 400m lang. Die tweede tunnel is trouwens de Puerto (1423m) die je over moet (eigenlijk dóórmoet in dit geval). De tunnel is zelf alweer licht dalend, en daarna volgt een mooie overzichtelijke afdaling in een – alweer – groen dal. In een half uur zijn we beneden op de splitsing Broto/Torla. Als je hier de hoek omgaat in de richting van Torla, opent zich een van de fraaiste gezichten van de hele Pyreneeën: de woeste, steile, rode rotswanden die het beroemde Ordesa park markeren. In ieder boek over dit park zie je wel de karakteristieke kerktoren van Torla met die rotsen op de achtergrond.
Nu komt de grote vraag: 'zullen we hier een hotel vinden dat nog plaats heeft?'. Het is een van de drukst bezochte plaatsen in deze streek, het wemelt er van de wandelaars, bergbeklimmers en andere avonturiers en het hoogseizoen is pas over een week voorbij. Maar Bella Vista bij de ingang van het dorp, met fenomenaal uitzicht op de bergen, heeft zomaar plaats! Bij de receptie hangt trouwens een unieke foto van dit hotel, gemaakt in een tijd dat er nog niets anders stond. Prachtig!
We besluiten 3 dagen te blijven, want een van onze voornemens was om dit park te voet te gaan verkennen. Het kan trouwens niet anders, het Ordesa Park is verboden voor alle vormen van vervoer. Alleen te voet kun je er in.
We verfrissen ons, doen wat boodschappen en eten 's-avonds in L'atalaya, een restaurant/refugio met fantastisch eten en een bijzonder gemoedelijke sfeer. We zullen er de komende dagen steeds terugkeren!
De weg vanuit Torla naar het noorden, gaat door tot aan Bujaruelo. Vandaar gaat een pad naar de grens met Frankrijk die je over kunt steken bij de Puerto de Bujaruelo o de Gavarnie (2270m). Hier begint weer de verharde weg aan de Franse zijde en kun je door naar Gavarnie zelf, of via de bergpaden naar bv. de beroemde Cirque du Gavarnie. Dit is echter per fiets allemaal niet te doen (en al helemaal niet met een tandem), mogelijk dat iemand met een echte ATB, veel spierkracht en een enorm doorzettingsvermogen de oversteek via Bujaruelo zou kunnen doen, maar ik betwijfel het.
Vanuit Torla kun je met een Bus (ieder kwartier) naar de ingang van het Ordesa park, maar er is ook een prachtige wandelroute (de GR11) langs de rivier. We maken van beide mogelijkheden gebruik en beleven in dit natuurgebied twee onvoorstelbaar indrukwekkende en mooie dagen. Prachtige watervallen, rotspartijen, bloemen, bomen, planten, vogels, maar ook klauterpartijen langs de waterval (de Cotatuero), bloedstollende ravijnen aan je rechterhand, reusachtige rotswanden aan je linkerhand (met een ketting om je aan vast te houden), weer een andere beroemde waterval: de Cascada Cola de Caballo (de Paardenstaart) en een niet te beschrijven wandeling langs de Faja de Pelay met ongelooflijke vergezichten op de prachtige bergtoppen die de grens met Frankrijk vormen.
Als je dat pad langs de Faja de Pelay loopt dan blijf je vrij lang op een hoogte van zo'n 1900 meter lopen om pas bij de oude en vervallen refugio Calcilarruego, langs een enorm steil pad in anderhalve kilometer 600 meter te gaan dalen. Op sommige plaatsen is dit pad een loodrechte afdaling langs richels, boomstronken, takken en rotsblokken.
In het park zijn tientallen goed gemarkeerde wandelingen uitgezet, en de wandelaar en bergbeklimmer met uitrusting kunnen hier hun hart ophalen. We kennen de Pyreneeën goed en zijn er vaak geweest, maar dit is inderdaad de plaats waar alles precies op het juiste moment bij elkaar is gekomen.
Wij zullen hier zeker terugkomen!
25 augustus – 49km
Als we wegrijden om 8.30u is het 9°! We zijn snel in Sarvisé en nemen daar de afslag naar Fanlo. Deze weg (HU631) wordt op de Michelinkaart wel aangegeven, maar niet als een doorgaande route, op de Alpinakaart staat de weg wel aangegeven als doorgaande weg.
Het is een prachtige omgeving, stil, groen en veel water. Klimmend en dalend, en alleen bij San Esteban zit een ijzingwekkend steil stukje waar we in 400 meter een hoogteverschil van 100m moeten wegwerken! We redden het net! De weg klimt daarna door tot aan Fanlo, dat een centrum voor Speleologie blijkt te zijn en er zijn hier veel mensen bezig zich in de benodigde kleding te hijsen om in de grotten af te dalen. Vanaf hier is de weg over een paar kilometer van beroerde kwaliteit, nauwelijks verhard, spleten, kuilen, losse steenslag enz., maar er wordt aan gewerkt. De weg daalt via een flink aantal haarspeldbochten snel naar de Valle de Vió die naar de Cañon de Anisclo leidt, een indrukwekkende gorge in het hart van het park. Twee kilometer voorbij Nerin is er een splitsing en is de lager liggende weg uitsluitend voor verkeer dat uit de andere richting komt en wij moeten dus toch weer wat klimmen langs de Sierra de Las Fuebras (250m in krap twee km), maar we hebben wel een prachtig gezicht op het dal en de gorge.
Waarschijnlijk kun je op de lager liggende weg best fietsen, maar omdat er veel tunneltjes in zijn willen we op de tandem geen risico lopen met het drukke verkeer dat van de andere kant af komt. Op de col bij Llanas de Larviesa komen we op een soort hoogvlakte en in Buerba nemen we een korte lunchpauze in het cafe aan een tafeltje in de schaduw van een boom. Het is inmiddels 32°!
Hierna dalen we zonder veel problemen af naar Escalona waar we 'Habitaciones' nemen in Casa Petricio. Een typisch familiepension, maaltijd inbegrepen, die bovendien van uitstekende kwaliteit is.
De omgeving is hier veel desolater dan bij Torla, veel droge rotsgebieden en lage verdorde struiken. We willen eigenlijk morgen naar het parador dat in het hart van het Ordesapark ligt, maar omdat dat aan een doodlopende weg in de bergen is, willen we geen risico nemen en bellen op om te horen of er plaats is: nee! Wij passen onze plannen aan en kiezen nu voor Benasque.
26 augustus – 78km
De lucht is weer stralend blauw en helder en het is minder koud dan gisteren. We zijn over de brede weg in een zucht in Ainsa waar we inkopen doen voor de rest van de dag. We vervolgen nu de N260 in de richting van Campo. Het is een mooie stille route door een typisch landschap met allemaal miniatuur bergketens. Het lijkt wel steenkool. De weg is soms licht klimmend, van Gerbe naar Arro flink dalend en verder goed te doen. De dorpjes stellen niet veel voor en koffie is nergens te krijgen behalve in een bar vlak voor de Coll de Foradada.
Hier heeft de Michelinkaart de tekens voor de steilheid (>> <<) ook verkeerd staan: volgens Michelin is het vlak voor de col een steil gedeelte, maar dat klopt niet: dáár is het vals plat. [kaart]
Hoe dan ook, we hebben het flink zwaar en gaan na Samper puffend, krabbend en stoempend naar boven. De afdaling naar de hoofdweg (C139) is erg mooi en overzichtelijk, we slaan af naar Campo waar we boodschappen doen en komen dan terecht op een prachtige schaduwrijke weg langs de Rio Esera. Het is lekker koel tussen de hoge rotsen.
Af en toe stevig klimmen, maar meestal niet meer dan 1%-2%. Na Seira komen we in de Congosto de Ventamillo terecht, een smalle gorge die erg mooi is.
Het water stroomt woest beneden ons langs. Er zit een tunneltje in deze weg. Bij Castejón komen we op de brede weg naar Benasque uit. Het is inmiddels 30° en op het asfalt is dat goed te merken. Er zijn een paar stevige klimmetjes in, er is nauwelijks schaduw en ik moet m'n hoofd afkoelen met water! (Dat heb ik nog nooit eerder hoeven doen, en ik houd er dan ook een vervelende verkoudheid en pijnlijke oren aan over zoals een paar dagen later zal blijken).
Benasque is een typisch bergbeklimmersdorp, van hieruit zijn prachtige tochten te maken naar het dak van de Pyreneeën: De Aneto (3408m) of naar de Maladeta (3308m), ze liggen er nu sneeuwvrij bij! Bij het naderen van Benasque is overigens de lucht achter ons geheel grijs en donker dreigend dichtgetrokken. Bij het boodschappen doen valt er een flinke bui en waait het behoorlijk. Ook later op de avond regent het nog een flinke tijd.
We zitten in hotel Avenida, het is een vrij rumoerige straat met veel verkeer en drukke terrasjes, maar die waren allemaal leeg toen we aankwamen! Er zijn overigens veel hotels in Benasque. Vlakbij ons hotel is wel een lekkere Churros bar waar we heerlijke churros met warme chocoladesaus eten.
27 augustus
Ook vandaag maken we er weer een wandeldag van. We besluiten de Valle de Estos te verkennen via de GR11 die hier weer ons pad kruist. Het pad loopt langs de rivier met veel watervalletjes en woeste stukken. Het is er behoorlijk steil. We lopen tot aan de Cabaña y Plleta d'el Tormo en keren dan langs de andere zijde van de rivier weer terug over het hoge bergpad. Tot aan de Cabaña de la Coma is dat goed gemarkeerd, daarna raken we het spoor bijster en via bossen, struiken, watervallen, hagen en heggen, gras, doornen en andere begroeiing banen we ons een weg terug om uiteindelijk het pad weer te vinden.
Gelukkig is de weg aan de overkant steeds goed te zien, en kunnen we ons oriënteren. Het is inmiddels wel enigszins dreigend geworden met een behoorlijk donkere lucht.
Gelukkig zet het slechte weer niet door en bereiken we zonder verdere problemen ons hotel.
Dit gedeelte van de Pyreneeën is weer heel anders dan waar we een paar dagen geleden waren.
28 augustus – 65km
In de mooie afdaling naar Castejón zakt de temperatuur tot 9° en door de harde daalwind voelt het nog véél kouder aan! In Castejón opwarmen met koffie, croissants en een ander lekker broodje. Het ontbijt in Benasque was niet zo heel bijzonder! Om 10u rijden we weer verder om aan de beklimming van de Collada de Fadas te gaan beginnen. Deze weg slingert via veel haarspeldbochten door een mooi groen gebied met steeds wisselende gezichten op de Aneto en Maladeta.
Er zijn een paar steilere stukken, het merendeel is echter licht klimmend. Op een bepaald punt loopt de ketting van het voorblad af, het schakelkooitje van de voorderailleur blijkt scheef te staan! Ik repareer dat op de col.
In de fraaie afdaling passeren we Las Paules, waar twee hostals zijn, en dalen verder voordat we weer klimmen naar de Collada de Espina om vervolgens zeer steil te dalen via veel 'haarspelden' naar het dal van de Rio Baliera. Na de aansluiting met de drukke N230 (over deze weg kom je via de Vielha tunnel in Frankrijk) komen we na een korte klim en vervolgens sterk dalen bij de L500, de weg naar Caldes de Boí en het beroemde Parque Aigües Tortes (Kronkelende Waters).
Deze weg is licht klimmend, en ondanks de sterke tegenwind rijden we op souplesse naar boven. We stoppen in Barruera op aanraden van een VVV stalletje (niet van het stalletje natuurlijk, maar van de persoon die daarin stond) omdat daar de meeste voorzieningen zouden zijn en de toegang naar het Nationaal Park het eenvoudigst zou zijn.
In Hostal Farré d'Arvall is geen plaats en in Hostal Noray is meer dan voldoende plaats. Bovendien zijn ze hier wél vriendelijk. We verfrissen ons, doen boodschappen en maken plannen voor morgen. Het blijkt dat we 5 kilometer verder (in Boí) hadden moeten stoppen, want daarvandaan vertrekken de busjes naar het park! Daar fietsen we dan morgenvroeg maar naar toe.
29 augustus – 5km
Als we 's-ochtends vroeg vertrekken is het in de schaduw echt steenkoud, en we trekken dan ook al gauw warme kleren aan, doen de hoofdband om en gaan door. Maar dan moeten we weer gaan klimmen en kan alles even later weer uit! Het lijkt wel een modeshow! Op zo'n manier heb je inderdaad 3 kwartier nodig voor de 5 kilometer naar Pensió Fondevila in Boí.
Na ons te hebben geinstalleerd op de kamer nemen we een taxibusje naar de ingang van het park Aigües Tortes. In 8 kilometer moet er 600m worden geklommen over een weg die eerst (vanaf de slagbomen) een onverhard wegdek heeft en later vanaf het Estany de la Llebreta weer geasfalteerd is. We worden afgezet bij de informatiepost, waarvandaan alle wandelpaden beginnen. Alleen speciaal parkverkeer van de wachters en refugiopersoneel mag de weg per jeep vervolgen.
Op deze plek lopen tientallen beekjes, waterstromen, kanaaltjes, watervalletjes en meer vormen van watertransport (te lezen als vervoer van water en niet als vervoer over water!) door elkaar heen: Aigües-Tortes. Er waait een koude wind en het is een prachtig woest gebied met een totaal ander landschap dan in bv. het Ordesapark. Wij lopen het brede uitgezette pad naar Estany Llong in fantastisch wandelweer met een zeer heldere blauwe lucht maar wel dus die koude wind. Later zal blijken dat dit de koudste dag van deze maand was!
Die kou en de wind zijn er wel de oorzaak van dat mijn opkomende verkoudheid flink doorzet, en ik zal er een paar dagen flink last van houden. Een en ander wordt nog erger als op de terugweg met het busje de snelle daling er de oorzaak van is dat mijn oren ook nog eens vreselijk dicht gaan zitten en ik niets meer hoor! Dat blijft zo tot we 's-avonds aan tafel zitten (in een fantastische pizzeria tegenover het hotel).
30 augustus
Gisteren zagen we op onze wandeling een pad dat op een gegeven moment van het hoofdpad afboog en mooi omhoog ging naar het Estany Gran de Dellui, en dat is wat we voor vandaag op het programma hebben staan. Een mooie stevig klim naar zo'n 2350m hoogte langs een zeer woest en indrukwekkend pad. De markering is soms moeilijk te zien, maar de rood/witte verf of de stapeltjes keitjes vinden we wel en het is bovendien aangenaam weer, warmer dan gisteren.
Het pad kruist watervallen of volgt rivierbeddingen, is soms geblokkeerd door omgevallen bomen of nog overeind staande koeien, we klauteren en klimmen, struikelen en rusten en komen geen mens tegen!
Op een hoogte van 2300m zien we plotseling de eerste meertjes verschijnen! Een prachtig gezicht. Ook de bergtoppen er vlak omheen maken het heel speciaal. Er zou hier ook een pad moeten zijn dat naar de Refugio loopt die we gisteren gepasseerd zijn, maar dat pad is onvindbaar en daarom blijven we hier maar een tijdje rondhangen, zien de enige twee andere wandelaars van deze dag en keren uiteindelijk zelf ook weer om en volgen het pad terug. Het uitzicht over het dal beneden is indrukwekkend en het is opvallend hoe stil het is vergeleken bij gisteren. De afdaling in het busje heeft weer een slecht effect op mijn oren en ik zit weer doof aan tafel!
31 augustus – 75km
Het is stralend blauw, maar als we naar El Pont de Suert dalen is het flink koud in de schaduw van de bergen. We hebben ons er nu echter goed op gekleed. Daar nemen we koffie, slaan voedsel in en gaan dan via de N260 in de richting van La Pobla de Segur. Het eerste gedeelte voert door een prachtige gorge met veel groen en schaduw. Na de brug begint de klim naar de Puerto de Viu, in totaal 400m klimmen naar 1225m hoogte. Het is niet druk maar we rijden en klimmen in de zon en het wordt snel heter. Bovendien zijn er veel vliegen. Op de Puerto staat een bord dat deze 1325m hoog zou zijn, maar dat is weer de bekende Spaanse meter die ons parten speelt, want het is echt maar 1225m, zoals de topografische kaart duidelijk aantoont.
Dan weer een stuk dalen waarna de 2e klim volgt naar de Collado de Perves die op 1350m hoogte ligt. Deze klim is minder steil en er is bovendien wat bewolking verschenen waardoor we aangenaam fietsweer hebben. We nemen een pauze op de collado en storten ons dan via een enorm aantal haarspeldbochten in het dal van Sarroca de Bellera en daarna minder steil in de richting van Senterada. Hier wordt de weg drastisch aangepakt: over een lengte van 7,5 kilometer dalen we nu over een onverharde, wasbordachtige weg in ontwikkeling en gelukkig zijn de werkzaamheden nu vanwege de vakantie nog niet begonnen, anders zou het helemaal een stoframp zijn geworden. We hobbelen en stuiteren op onze tandem naar beneden!
In Senterada is een forellenkwekerij met logies; onthouden voor een volgende trip! Verderop wordt de weg weer onderhanden genomen, maar hier ligt gelukkig al asfalt. Ook komt er een enorme tunnel in, maar op dat punt worden wij nog over de oude weg om de tunnel heengeleid. De weg wordt misschien wel mooier, de route niet leuker.
In 2012 heb ik met Google Streetview de situatie rond die tunnel verkend! Zie het verhaal met kaartje hieronder.
In La Pobla de Segur is het inmiddels 33° geworden en nemen we een flinke rustpauze met veel vocht. Het laatste stuk voert ons langs het Embalse de Sant Antoni naar Tremp waar we een hotel snel hebben gevonden. We houden een korte siesta en ik heb vrij veel last van mijn dichtzittende oren. Pas later op de avond gaat dat weer beter. In cafetaria Tati nemen we een pizza en een lekkere lokale witte wijn, die erg sherryachtig aandoet.
Het koelt 's-avonds wat af, alleen vangt onze hotelkamer (aan de voorkant) nogal veel geluid van de bocht van de weg waar het pleintje voor het hotel precies op uitkomt. Toch slapen we verder goed.
1 september – 63km
We staan vroeg op om de warmte voor te zijn. In het dorp is het nog 22°, erbuiten is het zo'n 16°. Het gedeelte tot aan Figuerola d'Orcau is nogal saai met lange rechte stukken. Daarna verandert de omgeving en wordt het afwisselender. Tot aan Isona rijden we eigenlijk door één grote varkenshouderij. Het stinkt overal naar varkensmest en het stikt er van de vliegen. Na Isona verdwijnt die lucht, maar je moet eerst nog ruim 4 kilometer over een lange rechte weg naar het echt mooie gebied, dat begint bij de afslag naar Abella de la Conca. We rijden over de L511.
De wegnummers in Spanje veranderen wel eens. Onduidelijk is welk systeem daarachter zit, maar zelfs de Michelinkaart heeft het vaak fout en dan blijkt dat een weg een volledig ander nummer heeft gekregen!
Er staan hier, vreemd genoeg, veel olijfbomen. Die verwacht je in Andalucia!
De klim naar de Collado de Faidella (1250m) is heel erg mooi, bosrijk, met prachtige uitzichten en heel erg groen. Vanaf zo'n 1000m hoogte rijd je door veel schaduw en niet al te steil naar de col op zo'n 20 kilometer afstand van Isona. Daarna kom je in een woest en droog berggebied waar je weer daalt tot 1150m om vervolgens opnieuw te klimmen naar Bóixols op ruim 1200m hoogte. Daar is absoluut niets te krijgen, en dus klimmen we door naar de laatste col van vandaag, de Collado de Bóixols op 1380m hoogte.
Hier hebben we een prachtig uitzicht op woeste bergen, rotsen, dalen, gorges, spleten, heuvels, pieken, ravijnen, steile wanden, glooiende wanden en nog meer vormen van berg! Het is inmiddels 32°!
Dan beginnen we aan de afdaling naar Coll de Nargó, 19 kilometer lang en erg mooi. De kwaliteit van de weg is overigens matig. Bij aankomst nemen we een verfrissing en gaan dan op zoek naar onderdak. De fonda buiten het dorp is gesloten (wegens zijn wekelijkse verplichte sluitingsdag, een beetje raar voor een hotel!) en het hotel er vlakbij lijkt ook dicht, maar als we daar buiten staan te overleggen met mensen van het ernaast gelegen benzinestation, komt de eigenaar naar buiten en laat ons weten dat we er wel kunnen slapen. De keuken is echter dicht. Ook zij hebben eigenlijk vakantie.
Onze kamer heeft airco, maar heel goed werkt die niet. Des te beter werkt de enorme koelinstallatie die voor ons raam op het dak staat te stampen en te loeien, en we vrezen voor de nacht het ergste!
We gaan eerst maar eens kijken of we in het dorp kunnen eten. Daar aangekomen blijkt dat helemaal nergens meer te kunnen en over 5 minuten zijn alle winkels dicht!! Als een raket doen we snel nog wat inkopen waarmee we dan maar op onze hotelkamer een avondmaaltijd samenstellen. Gelukkig gaat het lawaaiapparaat naast ons uit, maar het blijft vrij warm. Als we opstaan is het 24°. Ik heb verder geen last meer van mijn oren.
2 september – 67km
Om 7.45u rijden we weg. We volgen de route langs het stuwmeer dat zeker 20 meter lager staat dan het hóórt te staan! De rotskathedralen om ons heen zijn echter fantastisch. Mooie gorgeachtige gedeelten met fraaie kleuren, zeker in het ochtendlicht. Bij de stuwdam pauzeren we voor wat foto's en dan volgt een flinke afdaling. Ideaal fietsweer is het met niet teveel zon. Ook op dit traject wordt op verschillende plaatsen aan de weg gewerkt. Bij de afslag naar Solsona ontstaat wat verwarring door de nieuwe tolweg die hier is aangelegd naar Barcelona. Gelukkig ligt de oude weg er ook nog en hoeven we niet om te rijden. De weg kent echter wel het nadeel van veel sluipverkeer dat niet over de tolweg wil rijden! In Ogerm waar we koffie drinken, lezen we ook een artikel over dat probleem in de krant!
Bij Castelar de la Ribera begint een heel stevige klim van een kilometer of 6 naar de Col de Clará van 880m hoog. Er zitten een paar steile stukken in die we maar net halen. De omgeving is hier erg mooi.
Na de col volgt een mooie afdaling naar Solsona waar we op het plein voor het bisschoppelijk paleis een flinke pauze nemen en de daar spelende kinderen onze tandem met zeer veel belangstelling bekijken en betasten. Vooral Jonne's zadel wordt geprobeerd, maar ook de tellertjes worden goed bekeken.
Na Solsona volgt een stuk van 4 kilometer door open gebied met industrie en bedrijven. Licht klimmend komt de weg dan weer in mooier gebied. Tussen Clariana en Cardona echter, hebben bosbranden dit voorjaar zo'n 400 ha in de as gelegd. Een triest gezicht. Cardona ligt hoog op een berg met het tot Parador verbouwde kasteel op de top. Tot aan de stadspoort is het een zeer zware klim! Bij die poort vragen we de weg naar een hotel in de stad en in de steile straatjes vinden we uiteindelijk Cal Borrasca, een restaurant met habitaciones.
Het is een leuke kamer op enige afstand van het restaurant in het huis waar de eigenaars ook zelf wonen. We gaan op het dorpsplein zitten waar we wat drinken en hebben hier een mooi uitzicht op de enorme Montaña de Sal (zoutberg) die hier al sinds historische tijden wordt ge-exploiteerd. Bij het eten later hebben we een heel gesprek met de eigenaars van het restaurant/hotel, ze zijn nog in Nederland geweest!
We rijden om 8.10 weg onder een flink bewolkte lucht, alhoewel de zon er wel doorheen probeert te breken. Van Cardona naar Súria is de weg inmiddels al weer flink breed geworden, bochten zijn er uitgehaald en hoogteverschillen genivelleerd. Súria heeft een drukke hoofdstraat waar we koffie drinken, verder valt er niets te beleven. Wij zetten koers naar Balsareny. Klimmend, dalend, vlak en weer klimmend. In Balsareny werken we een halve meter stokbrood de man weg! De lucht is inmiddels meer betrokken, er is veel nevel in de dalen. Af en toe een drup regen. Na Balsareny nemen we de BP4213 naar Avinyó en Moiá. Deze weg loopt door een prachtig gebied, maar dat doet óók de nieuwe autoweg (de C25 van Manresa naar Vic) die je dán weer links, dán weer rechts van je hebt liggen.
Gedeeltes van de oude weg zijn aangepast om opritten naar die nieuwe weg te maken, bovendien heb je steeds lawaai van deze autovia. Pas na de afslag naar l'Estany ben je van die weg verlost. Het was tot nu toe zeer broeierig, warm en onaangenaam om te fietsen, maar de zon laat zich nu toch goed voelen en het wordt lekkerder om te fietsen. De wegen hebben veel schaduw, maar omdat we toch voornamelijk klimmen is dat wel zo prettig. Naar l'Estany is het weer flink klimmen zelfs. Er is een 'hostal' in l'Estany, maar dat blijkt geen hostal te zijn! Wat het dan wel is zijn we niet te weten gekomen, want dit was een van de weinige plaatsen waar onvriendelijk mensen waren. Gelukkig is er een paar kilometer verder een heel leuk hostal, even voor Moiá, waar we een uitstekende kamer hebben en we ook heerlijk kunnen eten.
4 september – 61km
Voor het eerst in deze vakantie is de lucht helemaal grijs! We ontbijten op het terras en dalen daar na snel naar het dorp. We slaan eten in voor onderweg en beginnen aan een gestage klim naar de Puerto de La Pollosa op 915m hoogte. Daar rusten we wat uit en ook de zon breekt nu weer flink door. Dat is wel prettig want het was door de wind wat fris, maar nu wordt het weer beter om te fietsen.
Er volgt een stevige afdaling naar Tona aan de hoofdweg van Vic naar Barcelona. De bergen om ons heen liggen nog gehuld in een mooie ijle nevel, maar de omgeving van Tona is saai en druk door het vele verkeer. We klimmen na Tona naar Seva en dan over een prachtige weg door mooie bossen verder naar Viladrau. De hele weg is veel klimmen maar wel in de schaduw.
In het eerste hostal dat we aandoen (Bofill) bevallen ons de kamers maar matig en worden we gestoord door de afzuiginstallatie van de keuken. In het volgende hotel (Masia del Montseny) ontstaat zóveel verwarring over ons verblijf, de kamer, de prijs, ons paspoort, of we er nú al in kunnen, of het slechts voor één nacht is, of we de kamer mogen bekijken, of de bagage nú al naar boven kan, of we nú al in de kamer kunnen (we zijn inderdaad wat vroeg), dat we besluiten om door te gaan en Viladrau uit ons reisschema schrappen!
We hadden onze paspoorten al afgegeven en overleggen buiten nog even over wat te doen en dat wordt dus doorfietsen naar Sant Hilari Sacalm, waaraan we leuke herinneringen hebben van een tocht die we daar jaren geleden maakten met een groep anderen. Ik ga het hotel weer binnen, vraag onze paspoorten terug en laat het meisje dat ons had geholpen nu zelf in opperste verwarring achter!
We gebruiken een heerlijke lunch op het dorpsplein en zetten koers naar Sant Hilari. Ook deze weg slingert zich, klimmend, door prachtige bossen. Wel kruist deze weg de nieuwe snelweg van Vic naar Barcelona, en dat zorgt voor een aantal vervelende op- en afritten met steile stukken, veel verkeer en lawaai, omleidingen en stank. Als we de weg eenmaal achter ons hebben, volgt nog een klim naar zo'n 1000m hoogte waar we bij de ib>Font d'Or bron (vlakbij een mineraalwater-bottelarij) even schuilen voor een klein buitje. We komen nu op een stuk waar we jaren geleden, in een vreselijke regenbui, ook hebben gefietst en het is goed herkenbaar maar wel veel mooier dan toen. Als we in een laatste afdaling nog even flink aanzetten voor een klein heuveltje, loopt de ketting van het voorblad en wikkelt zich muurvast rond de crank! De kettingpons moet er aan te pas komen om de zaak te ontwarren! Na 30 minuten vervolgen we onze afdaling naar Sant Hilari. Bij het binnenrijden van het dorp herken ik het hotel waar we destijds ook zaten en de eigenaar blijkt zich ook nog te herinneren dat wij er toen met een hele groep fietsers waren. Het was er toen zo fris dat we 's-avonds voor de open haard hebben gezeten! Dat is nu niet nodig en we kunnen het stadje nu met zon verkennen.
5 september – 65km
Het is licht bewolkt en nog wat fris als we wegrijden en we trekken maar wat warms aan. Naar Anglés is het één mooie lange geleidelijke afdaling die je zonder een trap te hoeven geven kunt uitrijden! Het hoogteverschil is ruim 600m en is over 25 kilometer uitgesmeerd over een weg met honderden bochten die de loop van de rivier volgen door een uitbundig groen landschap. Reden we hier destijds in een lange regenbui naar boven, nu breekt de zon al snel door en is het werkelijk een indrukwekkende tocht. Bovendien is het er zeer rustig, we komen misschien 10 autos tegen! Eenmaal in Anglés begint de drukte echter en na wat boodschappen beginnen we aan de tocht naar Olot. We herinneren ons de weg vooral van de werkzaamheden die er toen waren en de enorme rode modder die overal (na uitbundige regenval) lag en die aan onze fietsen zat. Het wás een mooie smalle weg, nu een brede autobaan. Vervelend en druk.
Op nog één plaats is de oude weg in gebruik, en dat is op een plaats waar er een tunnel is gekomen. Fietsers en wandelaars wordt aangeraden die tunnel te mijden, en dat doen we met plezier. Even zijn we weer in de stilte en de rust, maar helaas is dat maar één kilometer lang.
Vanaf daar dalen we naar Olot. Er loopt een soort fietspad over een oude spoorbaan, jammer dat we dat niet eerder wisten, maar het is ook niet duidelijk aangegeven. Wel vinden we later in ons hotel een foldertje over deze fietsroute.
In Olot is een groot feest aan de gang met overal kraampjes op straat met eten en drinken en er zullen 's-avonds nog optochten worden gehouden.
Op de plaza mayor zijn grote groepen mensen de 'Sardana' aan het dansen, een beroemde volksdans met een complex passenpatroon, reden waarom de deelnemers altijd zeer ernstig kijken. Opvallend is wel dat uitsluitend de ouderen zich met deze dans bezighouden.
Wij eten op de hotelkamer en gaan daarna nog de stad in om de optocht te bekijken. In de mensenmassa komen we maar langzaam vooruit, maar het is wel een hele leuke sfeer. De maan staat trouwens prachtig vol boven de kerktoren.
Op het traject van Angls naar Sant Esteve d'en Bas loopt thans een practig fietspad! De door mij gebruikte route kan worden overgeslagen. Op de kaart staat hij nog wel.
6 september – 45km
We wilden eigenlijk naar Figueres om het Picassomuseum te bezoeken, en daarvoor wilden we de bus vanuit Olot nemen om dan morgen weer verder te fietsen, maar die bus gaat maar één keer per dag, en dat redden we niet. Fietsen hebben we geen zin in omdat we de weg goed kennen van vorige keer, en dat is geen prettige herinnering.
We kiezen nu voor richting Camprodon en verlaten Olot (uitgewuifd en toegeroepen door vele feestvierders die vannacht op zijn gebleven) via La Canya. De weg staat goed aangegeven, maar er wordt vermeld dat er nu een Tunnel de Capsacosta zou zijn (en die is verboden voor fietsers), terwijl ik verwacht dat we over een Collado de Capsacosta moeten gaan, want dat staat op mijn kaart. Zouden ze een tunnel door de col hebben geboord en lopen we straks vast?
We moeten voorlopig eerst dalen, een kilometer of 8 voor een hoogteverschil van 100m. Omgekeerd vals plat dus, en dat daalt ongemerkt lekker snel. Na l'Hostalnou de Bianya begint de weg licht te klimmen, maar het is wel breed en gestroomlijnd, we houden ons hart vast. Komen we weer op een autovia? Gelukkig blijkt bij de afslag naar Sant Salvador de Bianya dat de oude weg nog geheel intact is. En wat voor een weg: schaduwrijk, bochtjes, stil, fraai, bloemen, groen, uitzichten, bomen en niet al te zwaar. De tunnel waar eerder voor werd gewaarschuwd blijkt de Tunnel de Colabás te zijn die in de nieuwe weg naar Ripoll is opgenomen. We kunnen deze weg en de tunnel vanuit onze steeds hogere positie – op dat mooie oude weggetje – goed zien liggen.
De col is 870m hoog en ligt op ruim 21 kilometer van Olot (over de C153). Na de col blijft de weg zo'n 6 kilometer op gelijke hoogte en peddelen we rustig verder. Bij het passeren van de provinciegrens van Ripollés komen we abrupt in een ander en veel opener landschap. Groene weiden, veel wind, andere vergezichten. Er volgt een korte afdaling naar Sant Pau de Seguries waar ook al een feestplein is, en hier staat een heuse Churrostent op onze klandizie te wachten! We nemen twee enorme porties (daar waren we wel aan toe) maar houden nog wat over voor later.
Tenslotte een simpel stukje naar Camprodon. De weg wordt wel weer drukker nu, het is de route naar Frankrijk via de Collado d'Ares en in Camprodon zijn weer duizenden mensen op straat! Het is weer een soort feest, alle winkels zijn open (het is zondag) en er is weer van alles aan de hand. Het plaatsje blijkt bovendien groter dan we ons herinneren van onze derde Pyreneeëntocht in 1994. We hebben nog energie over (van de Churros!) en besluiten nog door te gaan naar Setcases, een prachtig bergdorpje aan een doodlopende weg. Een stukje van 11 kilometer, licht klimmend, maar met wel alle Spanjaarden in de auto op weg naar..., ja, op weg naar wat eigenlijk? Wij vinden gelukkig nog een kamer in hotel La Coma, met zwembad waar we gelijk gebruik van maken om het stof van ons af te spoelen. Water is ijskoud, zon is lekker heet. Het dorpje is verder uitgestorven (typisch voor de wintersport bedoeld) en we eten in het hotel weer een heerlijke gerookte forel. De omgeving is 's-nachts heerlijk rustig, geen enkel verkeer!
7 september – 44km
Er hangt vrij veel bewolking bij het opstaan, wat lichtere stukken en af en toe wat blauw. Het is 17°. De afdaling naar Camprodon is behoorlijk fris, maar we komen er zonder één trap te hoeven geven. We komen in het dorp terecht in het huis waar de componist Isaac Albéniz heeft gewoond en gewerkt, en dat nu is ingericht als een soort Grand Café. De piano waar hij op speelde staat er nog, veel foto's en schilderijen herinneren nog aan hem, en de eigenaresse is vermoedelijk een achterkleinkind o.i.d. We gebruiken er koffie om op te warmen en rond de klok van 10 beginnen we aan de beklimming van de Col d'Ares. In onze Pyreneeëntocht van 1994 kwamen we hier ook langs en we hebben er goede herinneringen aan.
De lucht blijft behoorlijk dichtgetrokken en grijs met af en toe iets wat op een lichter stuk lijkt, maar het blijft in ieder geval droog. Het stijgingspercentage is heel matig aan deze kant van de col, en daarom kunnen we aardig tempo maken in een overigens prachtig groene en fraaie omgeving.
In Molló houden we een korte pauze, de col is van daaruit al goed te zien, het landschap wordt nu opener en om even over 12 zijn we op de col. Daar merken we gelijk iets merkwaardigs op: aan de Franse kant is de hoogte 1513m, aan de Spaanse zijde 1610m! Het is ons deze vakantie al vaker opgevallen: Spanjaarden nemen het niet zo nauw met hun hoogtemetingen!
De afdaling van de Col d'Ares is heel erg mooi en overzichtelijk. Aan deze kant wel veel steiler. Bij het naderen van Prats de Molló valt er wat regen en in de stad aangekomen nemen we in een hotel/restaurant een crêpe. Dan begint het echt te regenen en te onweren en we besluiten dan maar om vandaag hier onze etappe af te sluiten. Er is een kamer beschikbaar, we nemen een douche en houden siësta. Als we wakker worden is de lucht weer blauw, en is het aardig warm geworden! We wandelen wat, het trekt toch weer dicht, opnieuw gaat het regenen en wij nemen dan maar een pastis voordat we aan tafel gaan.
8 september – 90km
Strak en stralend blauw is het bij het ontwaken! In de afdaling naar Amélie zien we echter blauw van de kou! Het is niet meer dan 10° en in het dal van de Tech staat nog geen zon. Lange broek, trui en windjack zijn noodzakelijk. Het is wel een heel mooie afdaling langs de rivier met veel bochten in een zeer fraaie omgeving. Er is bovendien erg weinig verkeer. Pas na Arles sur Tech wordt het drukker. In Amélie is een patisserie gauw gevonden en de warme koffie en het gebak doen wonderen.
Ondertussen staat onze tandem aan de overkant volop in de belangstelling en alles wat erop en eraan zit wordt besproken. Als we later weg gaan willen ze alles weten: wat doen we, waar komen we vandaan, waar gaan we heen, waar dient dit voor, waar dient dat voor, vooral het bijzondere zadel van de stoker (een softbeam) wordt heel goed bekeken en betast, ook de extra rem moet worden uitgelegd en tenslotte willen ze weten wat er nu in al die bidons gaat! Cognac? Wijn? Pastis? We worden hartelijk uitgejuicht als we vertrekken met vele goede wensen voor een mooi vervolg.
Wij beginnen vol goede moed aan de beklimming van de Col du Fourtou via de D618. Dit zal later blijken een van de fraaiste routes van deze vakantie te zijn. Een werkelijk fantastische omgeving, veel schaduw (de zon schijnt vandaag onbarmhartig!), erg rustig, mooie ligging, veel bochten, bijzondere uitzichten en goed te beklimmen met ook hele stukken weer mooie afdalingen. Het gedeelte voor St. Marsal is het steilste gedeelte vandaag gedurende een kleine kilometer. In St. Marsal hebben we een prachtig uitzicht op de Middellandse zee en op de prachtige Pic du Canigou.
Voordat je bij de Col du Fourtou bent moet je eerst nog de Col Xatard hebben, en die is hoger (752m) dan de Fourtou, en tevens het hoogste punt op dit traject. Na die Xatard daal je dus naar de volgende col. Vroeger liep er slechts één weg, en was de Fourtou inderdaad het hoogste punt, nu is er een tweede weg gekomen die eerst nog over een hogere col gaat en moet je dus dalen naar een col. Die situatie hebben we inmiddels al vaker meegemaakt! Ook tijdens die afdaling van de Xatard naar de Fourtou heb je meesterlijke uitzichten op het indrukwekkende Canigou Massief. Geheel onbewolkt!
Na de Fourtou daalt de weg magistraal verder tot vlak voor Bouleternère waar je weer even kort moet klimmen. Dit gedeelte is zo mogelijk nog fraaier dan het gedeelte tot aan de col. Smal, veel bomen, diepe dalen, ontelbare bochtjes en prachtig om op te rijden. Tot aan Serrabonne is er weinig verkeer (er zijn trouwens opvallend veel Nederlanders in deze streek). Na Bouleternère, dat een erg leuk plaatsje is, door naar Ille sur Têt. Een vervelende, lelijke plaats met een vervelende VVV en bovendien erg druk. Het hotel gaat pas om 6 uur open en het is nu half 4. Dan maar weer terug naar Bouleternère waar het hotel gesloten blijkt! In de plaatselijke bar belt de barjuffrouw naar wat andere hotels in de buurt, maar alleen in dat ellendige Ille sur Têt kunnen we nog terecht. Daar gaan we dan maar weer naar terug. We proberen eerst nog maar een ander adres dat we toevallig passeren, maar dat blijft gesloten en dus trekken we pas om 6 uur onze kamer in het andere hotel in. Het blijft verder een saaie boel. De Catalanen, Frans én Spaans zijn een stelletje dooddoeners. Het oude centrum van Ille sur Têt is echter weer wel erg aardig, net een oud moors stadje. Het eten in het hotel is redelijk.
9 september – 37km
Opnieuw geheel onbewolkt. We rijden weg om 8.20u. Direct over de rivier belanden we in het gebied 'Les Orgues', een prachtige verzameling rotspieken in de vorm van een orgelpijpen. Vooral in de ochtendzon, met de Canigou op de achtergrond, weer een prachtig gezicht.
We rijden naar Montalba-le Chateau, een hoogteverschil van ruim 300m met een paar stevige stukken erin. De omgeving geeft geen schaduw meer, we rijden door de wijngaarden van de Roussillon (de druiven staan op springen) en hoge bomen zijn ver weg. In Montalba is niets te beleven en dus gaan we door naar Trevillach (dalen en klimmen) en daar is ook niets te beleven (we hebben zo'n behoefte aan koffie!). Gelukkig staat hier wel de toeterbakker en daar kopen we dan maar twee heerlijk broodjes.
De toeterbakker is de bakker die in een busje rondrijdt en in afgelegen streken op die manier de mensen van brood en gebak voorziet. Een rijdende bakker. Hij maakt zijn aanwezigheid kenbaar door luid toeterend het dorp in te rijden!
Als je Trevillach uitrijdt in de richting van Trilla krijg je een kort maar zeer steil klimmetje van meer dan 15% te verwerken. Het is maar 300m lang, maar wel het zwaarste dat we tot nu toe met de tandem hebben moeten doen! We sleuren, krabben en stoempen ons omhoog en redden het nét. Daarna volgt een minder steil stuk naar de Col de les Couloumines op 625m. Tot aan Trilla volgt dan een afdaling met zeer steile stukken over een prachtig slingerend weggetje. Er is aan deze kant meer begroeiing en meer schaduw.
Wel zijn hier vandaag jagers langs de kant van de weg actief en we roepen en bellen maar veel om ze van onze aanwezigheid op de hoogte te stellen! Trilla zelf ligt weer een klein stukje klimmen na die lange afdaling, maar daarna volgt weer een verdere afdaling naar Ansignan (dat ook weer met een kort klimmetje wordt bereikt). Hierna volgt een prachtige weg met weinig hoogteverschil naar de Gorge Clue de la Fou, een breuk in de mooie steile rotswand waarachter St. Paul ligt. Hotel Chatelet ligt 2 kilometer in de richting van Foix. Het is een hotel met zwembad en een Belgische eigenares, en bovendien een voortreffelijke keuken!
10 september, 54km
Het is zwaar bewolkt weer, maar niet echt dreigend. De zon laat zich af en toe, zij het mager, even zien. Het is wel van dat broeierige weer! Vandaag maken we een rondtocht over een deel van de Catharenroute. Een route die langs een aantal prachtige oude kastelen voert.
Ons eerste doel is de Gorge de Galamus. De weg slingert zich vanuit St. Paul omhoog en is nergens echt steil. Daar waar de Gorge begint is zojuist een grote club van franse Camperreizigers gearriveerd, en het is er een heksenketel van belang. De weg door de Gorge is trouwens wonderbaarlijk in de rotswand uitgehakt en vrij smal, de campers kunnen er bv. niet overheen. In de diepte stroomt het water en de hele omgeving is fraai groen. Het stuk na de Gorge (in de richting van Cubières) is heel erg mooi en we bevinden ons nu in de Corbières en overal staan de druiven op springen. Een paar jaar geleden maakten we hier nog net het begin van de pluk mee. Zullen we dat dit jaar ook nog zien?
Na Cubières wat licht klimmen en dan een lange afdaling naar Soulatgé waar we op de splitsing afslaan naar het Chateau de Peyrepertuse over een weg die afwisselend klimt en daalt. Het kasteel (de resten ervan) ligt op een hoge bergrug zo'n 200m boven het dorp dat er aardig bijligt en ook vrij druk is (het is net lunchtijd).
We gaan verder naar de Col du Tribi waarna we dalen naar Cucugnan waar de klim begint naar Grau de Maury, ook weer een doorgang in de rotswand. Boven deze doorgang torent het beroemde Chateau de Quéribus uit. De weg daarnaartoe begint met een stuk van 17%! Dat doen we maar eens een andere keer! Vanaf de col bij Grau de Maury heb je een zeer weids en indrukwekkend uitzicht over de Pyreneeën. Jammer dat de hoge toppen in de wolken verdwijnen. Naar de kust toe schijnt de zon feller, landinwaarts oogt het dreigend. De afdaling naar Maury zelf is reusachtig en steil! Na Maury nemen we de D19 naar Lesquerde via een col van 360m (naamloos). Hier zijn overigens de druivenplukkers al aan de gang, maar dit is de Roussillon weer, en het zijn de witte druiven die nu worden geplukt. In Lesquerde zelf zijn we getuige van het aanleveren van een vrachtwagen vol druiven aan de coöperatie en het vervolgens verwerken ervan in de 'ontsteel' en 'kneus' machine. Leuk om dat weer eens te zien. De mensen zelf zijn hier nogal gesloten en echt contact hebben we niet. We besluiten de dag weer met een mooie afdaling naar St. Paul.
11 september, 78km
Het heeft de hele nacht flink geregend en geonweerd, en bij het opstaan is het nog steeds erg dreigend en er valt wat regen. Maar er zijn ook opklaringen als we wegrijden in onze regenpakken. We volgen de weg terug die we ook kwamen, en gaan dan over de D77 via de laatste serieuze Col de Lacroux naar St. Arnac en dan door naar Lansac. Dat is nog een pittige col en de regenkleding moet echt uit omdat anders oververhitting dreigt, en nat worden we sowieso!
Na de kruising met de D79 wordt het landschap ontsierd door een enorme steengroeve. Na Lansac daalt de weg echter prachtig in een soort minigorge! Na Rasiguëres volgt de weg simpel de loop van de Agly en via Latour de France bereiken we Estagel. Hier is het even zoeken naar de weg die aan de linkerzijde van de rivier langs wijngoed Mas de Jau loopt.
Je moet op het pleintje in het dorp het straatje naast de toren inrijden en dan volgen tot de brug. De brug over en dan gelijk rechtsaf. Het lijkt of het niet kan, wij kwamen zelfs eerst op het terrein van de Cooperatie/Cave, maar er is echt een mooi weggetje dat voor een groot deel over de wijngaard van het Chateau de Jau loopt. Het is ook deels onverhard. In Cases de Pène naar de grote weg rijden, rechtsaf slaan en dan het weggetje nemen dat vlak vóór de spoorbaan (een over de weg lopende spoorbrug) steil omhoog gaat. Als je na 100m opnieuw de spoorbaan passeert, zit je goed (het is de D18A). Wij volgen de hoofdweg naar Peyrestortes en nemen daar dan de D12 naar Pia en rijden na het kruisen van de hoofdweg over de 2e afslag links via de mooie binnenwegen naar Claira en tenslotte naar Barcarès. We hebben het er weer op zitten voor dit jaar!
12 september
Bij het opmaken van de balans van deze vakantie blijkt dat we ruim 1200 kilometer hebben gefietst, 20.000m hoogteverschil hebben weggewerkt en ruim 200 blikjes icetea en sportdrank hebben gedronken alsmede 200 potjes yoghurt!
Het weer was overwegend zeer warm en zonnig en alleen de laatste 3 dagen is er sprake van een omslag naar slechter weer. Er staat een stormachtige wind en op onze laatste dag komt er van fietsen niet veel meer terecht door die wind. Bovendien krijgen we als we boodschappen doen onze eerste lekke band. Dat wordt dus teruglopen naar het hotel (over drie uur gaat de OAD bus terug naar Nederland!).
Daar blijkt de reserveband de verkeerde ventielmaat te hebben en de bandenplaksel te zijn verouderd (over anderhalf uur gaat de OAD bus terug naar Nederland!!). Dat wordt dus lopen naar de vertrekplaats, en dat valt met een volbepakte tandem met lekke voorband echt niet mee. De bus staat gelukkig al klaar, er wordt snel ingestapt en de rest van de terugreis verloopt probleemloos. Om elf uur zijn we de volgende ochtend al in Nederland!
Laatste versie: 7 november 2024
Terug naar de Indexpagina Marc Zoutendijk – © 1993-2093 Hier is een mailformulier |