In 1992 en 1993 reden we de Pyreneeën over van kust tot kust. Op die tochten kwamen we vaak door gebieden waar we eigenlijk langer hadden willen blijven om ze uitgebreider te verkennen. Door het tijdschema en de noodzaak om iedere dag een stukje verder te fietsen, kwam dat er nooit van. Vooral in de omgeving van de Canigou, de Sierra del Cadi en het Parc Nacional Aigues Tortes wilden we meer fietsen en rondkijken. Dat leidde tot het volgende plan: begin- en eindpunt zijn hetzelfde en vanuit dat punt wordt een grote rondrit gemaakt.
Afhankelijk van weer, hotels, zin en fietsmogelijkheden zou de route ontstaan ("No hay caminos. Hay que caminar", - Er zijn geen wegen, de weg ontstaat tijdens het gaan -, beroemde spreuk op kloostermuur bij Toledo). Vooraf was geen plan gemaakt. Wel was het belangrijkste om vooral in het Spaanse gedeelte te fietsen. Speciaal daarvoor waren we Spaans gaan leren. Het start- en eindpunt was dit jaar Port Barcarès. De tocht werd gemaakt van 8 t/m 30 juli.
In 1994 was de zomer (tot half augustus) in heel Europa uitzonderlijk heet en droog, zo ook in de Spaanse Pyreneeën. Op deze tocht hebben we geen dag regen gehad en temperaturen tot bijna 40 graden. Toch bleek dan vaak dat op hetzelfde moment (we konden dat op de televisiereportages van de Tour de France goed volgen) de Franse Pyreneeën bewolking, mist en regen hadden!
Om de ergste hitte voor te blijven vertrokken we vaak rond 7 uur 's ochtends. Fietsend in de schaduw van de bergruggen is het dan tot een uur of 12 wel uit te houden. De laatste week van de tocht was het zelfs 's nachts vaak nog rond de 25 graden en was het onaangenaam om te slapen.
9 juli, 74km.
We nemen een route ten noorden om Perpignan heen via Claira, Bompas, St.Estève, Le Soler, Ponteilla, Fourques, Col de Llauro en Ceret naar Amélie. De tocht is door het hete weer behoorlijk zwaar. We hebben wel in het laatste stuk steeds een mooi uitzicht op de Canigou. De Col de Llauro is niet hoog (380m) maar valt in de hitte toch nog tegen. De route ten noorden van Perpignan is overigens minder interessant dan de zuidelijke route die we eerder hebben gereden.
Probeer als het even kan de kustweg (D83) te vermijden. Via de D90 en D1 kun je een heel eind komen. We blijven 2 dagen in Amélie en bezoeken op de tweede dag de beroemde Gorges de La Fou. Een zeer nauwe, bijna 2 km lange kloof waarin een mooie wandelbrug boven het snelstromende water (met veel watervalletjes) is aangelegd.
De kloof is open van 10:00u tot 18:00u. In de kloof heerst een aangename koelte van een graad of 16. De wanden reizen tot 250m hoog op en op het smalste stuk is de kloof maar 80 cm breed!
11 juli, 57km.
Via Prats de Mollo en de Col d'Ares naar Camprodon lijkt simpel: berg op en dan weer berg af! Maar het is een gemeen kreng.
Het eerste stuk naar Prats is vrij eenvoudig 23 km stroomopwaarts fietsen, maar de Col d'Ares heeft een aantal gemene steile stukken. Tot 1000m staan er veel bomen maar daarna is het vrij kaal en fiets je lekker in de hete zon.
Je hebt gedurende de klim steeds een fantastisch uitzicht op de Collade de Roques Blanches (lees onze avonturen op die berg in het verslag van 1993) en de Canigou. Prats zie je steeds verder in het dal wegzakken! Op de Col staan twee vervallen douanekantoren. De afdaling naar Camprodon gaat over een mooie weg naar beneden. Er zijn veel Hotels. Ook in Molló (8 km voor Camprodon) kun je terecht.
12 juli, 64km.
Via de C-151 naar Ripoll en dan via de C-149 naar Berga. Met name op dit trajekt laat de Mapa Provincial ons in de steek voor wat betreft de hoogte informatie. Het lijkt een klim tot aan Palmerola (op ongeveer 1100m) en dan weer dalen naar Berga. Maar het blijkt dat Les Llosses/Matamala zo'n beetje het hoogste punt is (overigens geen zware klim door een mooi bosrijk gebied).
Dan is het tot aan Borreda afwisselend klimmen en dalen, dan weer langer dalen om aan het eind (vlak voor Berga) weer flink te klimmen. Dat plaatsje ligt diep in het dal en je kunt er misschien beter via de hoofdweg en de tunnel komen die vanaf de kruising met de C-1411 en de C-149 zichtbaar is. Dit type weg (klimmen, dalen, klimmen, dalen...) vinden we altijd het vervelendste om te fietsen. Liever 30 km flink klimmen dan dit gezwabber! Berga is geen erg interessante stad maar hotels zijn er voldoende.
14 juli, 31km.
Vanuit Berga kun je via de zeer steile straatjes van het dorp naar de hoog tegen de bergwand aanliggende Carretera de Berga a St. Llorens rijden. Eenmaal boven lijkt het of de (licht klimmende) weg weer daalt, maar dat is alleen maar schijn. Via een rustige klim door een erg mooi groen gebied met weinig verkeer klim je naar de Coll de Jouet (ongeveer 1200m). Vlak voor de Coll is een Bar/Restaurant "La Mina". Daarna volgt een daling tot aan de Rio Aigua de Valls. Op veel punten kun je St. Llorens dan al in de verte zien liggen. De laatste kilometers naar het dorp moet er weer geklommen worden. Maar ze zijn al bezig om de grote S-bocht tussen km30 en km31 (over de Rio Cardener) af te snijden dmv. een viaduct. De omgeving van St. Llorens is prachtig met in het noorden de hoge flanken van de Sierra del Cadi al zichtbaar. Op de fiets kun je in dit gebied mooie tochten maken. Wij reden naar de Coll de Jou (1480m). Op de viersprong op deze Coll staat een bron.
Je kunt je tocht hier mooi vervolgen door naar het ski-oord Port del Comte te rijden, eventueel doorgaan naar de Coll de Port en dan weer afdalen via La Coma en La Pedra naar St. Llorens. Op de viersprong start ook een weg die mooi in de rotswand is aangelegd en een tijdlang de berghelling volgt. Deze weg staat alleen op de topografische- en de Michelinkaart aangegeven en je komt dan uit op de (zeer drukke en vervelende) C-1313 bij Organya. Het gebied rondom St. Llorens is ook voor wandelaars heel geschikt.
16 juli, 28km.
Vanuit St. Llorens gaat een prachtige route naar de Coll de Port (ook Port del Comte genaamd). Deze volgt stroomopwaarts het dal van de Rio Cardener en is zeer rustig (dat verandert misschien weer in de komende jaren omdat het hele traject tot aan La Seu nu is geasfalteerd; in het verleden kon je alleen met een ATB/Randoneur het stuk na Tuixén fietsen). De weg slingert door een prachtig landschap (alweer met veel groen) naar de top. Op de kruising met de weg die uit het skidorp komt staat een bord dat aangeeft dat er 500m verderop een cafe/restaurant ligt.
Tel daar maar een km bij op! Het ging net open toen wij daar aankwamen (om 09:45u) en je hebt er een schitterend uitzicht op het dal. Op de Coll zelf is ook een Bar/Refugi. Net voorbij de top kun je 500m lager in het dal Tuixén zien liggen. De weg stort er via een aantal bochten en langere rechte stukken naartoe. Het wegdek is niet erg mooi. Tuixén komt in geen enkele hotelgids voor maar er zijn minstens 3 verblijfplaatsen te vinden! Er zijn winkels, bars en restaurants en toen wij er waren werd er voor de Spaanse kinderen van alles georganiseerd. Bij de kerk heeft de koster een restaurant (met heel mooi uitzicht) dat al op het dorpsplein staat aangekondigd, maar toen wij daar wilden eten bleef het er angstig stil. We hebben toen in het dorpsrestaurant met de pot meegegeten en zagen nog net op de TV dat Toni Rominger afstapte in de Tour de France! Tuixén is een goed uitganspunt voor tochten in deze omgeving.
17 juli, 41km.
Deze route gaat dwars over de lagere gedeelten van de Sierra del Cadi. Bij het vertrek kijk je tegen de zuidhelling aan en later op de dag zie je de noordhelling. De weg is nu geheel geasfalteerd (op één bocht na), verbreed en van vangrails voorzien. Toen wij er reden was er nog erg weinig verkeer. Vanuit Tuixén volgt eerst een flinke daling langs de Riu de la Vansa en dan een zeer forse klim door een mooi gebied naar Cornellana. Vervolgens een lange afdaling tot 2 km voor draèn en dan de rustige klim naar de Coll de la Gent. Je komt nu door een gebied met prachtige lavarode rotsen.
Vanaf de Coll heb je (bij helder weer) een zeer weids uitzicht over een groot Pyreneeëngebied met Andorra recht voor je. Er volgt een 15 km lange afdaling met steeds weer prachtige gezichten op diepe, bosrijke dalen en prachtige bergen om je heen. Vlak voor Cerc moet je even op de pedalen om het rivierdal uit te klimmen. Daarna kun je tot in La Seu je benen stil houden. In La Seu zijn veel hotels. We blijven hier 2 dagen en gaan van hieruit per bus naar Andorra. We wilden vooral kijken of de weg ernaar toe (de N-145) voor fietsers met bagage aantrekkelijk genoeg was. We zouden dan via de Port d'Envalira naar Puigcerda zijn gereden. Maar daar hebben we vanaf gezien. Een drukke, smalle, stinkende weg waar ook nog aan wordt gewerkt zodat je geen ruimte hebt om uit te wijken, is niet aantrekkelijk. Andorra zelf is een winkelcircus.
19 juli, 53km.
De eerste 8 km na Adrall zijn zwaarder en langer dan we ons van vorige keer herinneren. Tot Pallerols gaat het weer, maar na de kleine daling het rivierdal in volgt een zeer zwaar stuk naar het uizichtpunt bij Guils del Cantó. Hier hebben we bovendien de volle zon op ons staan en er is weinig beschutting. Het laatste stuk naar de Coll toe is een wat saai winderig gedeelte. Op de Coll zelf eten we weer aan een picknicktafel.
De afdaling naar Sort is 20 km lang en zonder problemen. Er zijn voldoende hotels en we reserveren hier ook een kamer voor onze terugtocht die er weer langs zou voeren. De Cantó (ook wel Puerto Cantó is niet heel erg hoog (Aubisque niveau) maar aan beide zijden moet ruim 1000m worden geklommen/gedaald en dat maakt de klim toch wel zwaar. Vooral ook omdat de Spaanse manier van wegen aanleggen duidelijk anders is dan de Franse manier. In Frankrijk heb je vaak een lange klim en een lange daling; in Spanje gaat de weg een stukje omhoog, dan weer een eind naar beneden, een lang stuk vals plat, dan weer klimmen enz. De Coll del Cantó is een goed voorbeeld van deze manier van wegen aanleggen.
20 juli, 35km.
Van Sort naar het stuwmeer bij de afslag naar Espot is een rustige klim maar er staat een zeer harde koude wind die truien nodig maakt! Maar omdat we al zo vroeg op de fiets zitten en de ochtendzon nog niet veel kracht heeft, is het behoorlijk fris. In Llavorsi drinken we koffie en kijken we een tijdlang naar de vele wildwatersporters die hier bezig zijn. Het laatse stuk klimmen naar Espot (vanaf het stuwmeer) is weer wel een stuk zwaarder met stukken van 10% (en ook een bord met de merkwaardige precisering 8.4%). Het stadje is Valkenburg in het klein! We blijven er twee dagen om het Parc Nacional d'Aigues Tortes I Sant Maurici te verkennen! Het Park is het beste per voet te verkennen, alleen de weg naar het Estany de St. Maurici mag worden bereden. Alle andere wegen zijn (ook voor fietsers) gesloten. Er zijn wel georganiseerde tochten met een terreinwagen mogelijk. De eerste dag fietsen we naar het Estany de St. Maurici. Een zeer, zeer zware klim! De Keutenberg maar dan 4 km lang! Je moet van 1300m naar 1900m en dat gaat met name in de eerste kilometers met grote sprongen. We hebben hier zelfs stukken moeten lopen. Vanaf het meer kun je fantastische wandelingen maken (als je daar nog de kracht voor hebt).
In plaats van fietsen kun je ook naar het meer wandelen. Je doet er dan niet veel langer over en kunt meer genieten van de omgeving. Alleen de afdaling gaat dan natuurlijk niet zo snel.
Op de tweede dag lopen we de route van de GR11 naar het Estany Negre op 2360m hoogte (1000m klimmen te voet). Deze route begint op de weg naar Super Espot en volgt voor een groot stuk de Riu Peguera. Het is een zeer indrukwekkende klim met veel variatie in landschap en uitzicht, klauter-partijen, mooie wandelstukken en watervallen. Vanaf het eerste meertje op 2026m hoogte volgen we de route die ook door terreinwagens kan worden gereden. Bij het meer is een refugi waar we een tijd aan het water zitten. We nemen een andere route terug. Deze route volgt voor een groot deel een ondergronds kanaal vanuit de meertjes naar het verdeelstation boven Espot.
Dit is een heel mooi stuk dat lang op gelijke hoogte blijft vanwaar je een mooi uitzicht hebt op de veel lager liggende GR11 route, maar het laatste gedeelte gaat met 26 korte haarspeldbochten steil naar beneden (400m). l'Alpe d'Huez voor voetgangers! In dit Parc Nacional kun je gemakkelijk een week wandelend doorbrengen!
22 juli, 35km.
In de weekends is het in Sort altijd erg druk vanwege de watersport en de mensen die daar op af komen. We hadden daarom een kamer gereserveerd toen we er op de heenweg logeerden en hebben nu dus geen haast om onze bestemming (die maar 35km verder ligt) te bereiken. We nemen er deze keer echt ons gemak van.
De route van Espot naar Sort is licht dalend en we zitten een tijd langs het water te kijken naar de kano's, boten en andere vaar- en drijfmiddelen die (volgeladen met mensen) voorbijkomen. Als je een strategisch punt uitzoekt - bij een flink verval in de rivier b.v. - heb je een enerverende middag!
23 juli, 76km.
Als je naar Sort afdaalt van de Pto. Cantó weet je wat je te wachten staat als je dat zelfde stuk weer moet klimmen. Daar staat tegenover dat je óók weet dat je aan de andere kant (waar we eerder omhoog ploeterden) nu een fraaie afdaling hebt.
Hoe dan ook, we vertrekken vroeg voor de beklimming omdat we - naar het oosten toe fietsend - de zon zo lang mogelijk uit ons gezicht willen houden. De klim is vrij pittig maar in de ochtendkoelte heel aangenaam om te fietsen. Je hebt bovendien een mooi uitzicht op de weg boven én onder je. Wat in de bergen ook steeds weer opvalt is dat een hoger liggende weg die zeer steil lijkt te zijn, uiteindelijk vals plat blijkt.
Het is moeilijk te schatten (door de aflopende berghelling boven zo'n weg) hoe een weg loopt. Het ontbreken van een mooie horizontale lijn speelt je duidelijk parten. Bovendien vertekenen de bochten in de weg ook nog een keer het juiste beeld. In de ochtenduren hangt er nog een lichte bewolking en in de bergen achter ons is een flink onweer op komst. Later op de dag wordt het echter zeer heet en drukkend.
De weg tussen Adrall en La Seu is erg druk en zeer vervelend om te fietsen. Veel verkeer naar Andorra op deze weg. Na de afsplitsing bij La Seu wordt de weg wel rustiger en wordt de omgeving ook wat mooier. Je volgt (stroomopwaarts) de rivier en hebt daarbij een mooi uitzicht. In Martinet is een hotel snel gevonden.
24 en 25 juli, 72km.
Van Martinet eerst richting Puigcerdá waarbij je de Sierra del Cadi achter je laat. Wij wilden eerst Puigcerdá bezoeken en bleven daar een nacht slapen. Je kunt vanaf Bellver de Cerdanya en Alp ook de Coll de Toses beklimmen, waarbij het stuk na La Molina zeer steil schijnt te zijn. Dat moet ook wel, want wij nemen de N-152 vanaf Puigcerdá en zien de andere weg steeds veel lager liggen om pas in de laatste kilometers de schade in te halen! Pas op dat je in Alp niet de afslag naar Masella en Super Molina neemt. Je moet dan onnodig klimmen om weer het dal in te zakken (naar de spoorweg toe) om er vervolgens weer (heel stevig nu) uit te moeten klimmen. Je moet de weg tussen de rivier en de spoorbaan hebben. De beklimming zoals wij die rijden is erg mooi en niet zwaar. De eerste 2 kilometer zijn het steilste stuk, daarna zal er niet veel meer dan zo'n 6% in zitten. De hele route loopt door een erg vriendelijk en groen gebied. Er staan (tot 1600m) hoogtebordjes langs de route. Het restaurant/hotel op de top is klaarblijkelijk alleen in de winter open (of misschien ook in augustus als Fransen én Spanjaarden ook op vakantie zijn). In de afdaling naar Ribes de Freser moet er zo'n 900m worden gedaald. Dit is een prachtige 25 km lange afdaling die ook heel geleidelijk is. Vanuit Ribes kun je een leuke tocht met een tandradbaan (de Cremallera) naar Nuria nemen.
Je gaat hierbij over een zeer steile spoorbaan naar ruim 2000m hoogte door een prachtig dal met enorm hoog oprijzende rotspartijen. Vanuit Nuria kun je mooie wandeltochten maken (naar de 2900 meter hoge Puigmal bv.) of, als het weer het toelaat, teruglopen naar Queralbs langs een prachtige bergroute.
26 juli, 69km.
Als je niet van plan bent om naar Nuria te gaan vanuit Ribes, dan kun je beter verder afdalen naar Ripoll. Je kunt dan vanaf de Coll de Toses bijn 40 km dalen! Voor ons was dit stuk een mooie start van een nieuwe dag. Na Ripoll beginnen we aan een heel rustige klim waarvan het hoogste punt op 1120m ligt: de Coll de Canes. Vandaar dalen we naar de op 1010m hoogte liggende Coll de Caubet. Vanuit Sant Joan de les Abadeses is dat inderdaad het hoogste punt op deze route, maar voor ons was het de eerste keer dat we een Coll bereikten door te dalen! Het landschap in deze omgeving is niet meer zo hoog.
Je rijdt door de uitlopers van de Pyreneeën richting kust. Naar het oosten rijdend zie je aan je linkerhand in de verte de hoge bergen nog wel mooi liggen. Verder dalen naar Olot is geen probleem. Van Olot gaat de C-150 naar Besalu en van daar als C-260 naar Figueres en dan verder door naar de kust. Deze wegen zijn inmiddels gepromoveerd tot N-150/N-260 met alle gevolgen vandien: breder, drukker, heter, gevaarlijker en vooral: erg jammer. Er wordt nog druk aan gewerkt als wij er langskomen.
De weg daalt licht in de richting van Castellfollit en zonder veel problemen komen we over een steeds saaiere weg en door een steeds saaiere omgeving in Besalu. Want dat mag wel gezegd worden: het gebied dat zich rondom Figueres en Gerona uitstrekt tot aan de kust is buitengewoon saai en oninteressant om te fietsen. Rechte wegen, veel verkeer en weinig schaduw. Als je ooit in die buurt bent probeer dan ten westen van de autoweg naar Barcelona te blijven. De weg van Olot via Santa Pau naar Banyoles bv. is wel mooi. We reden dat stuk ooit toen we rond pasen een tocht vanuit Caldes de la Maravella maakten. Besalu zelf is een stadje met nog een middeleeuws hart en een mooie romeinse brug uit 1100.
27 juli, 66km.
Van Besalu naar Figueres liep de mooie slingerende C-260. Helaas, een wegontwerper met een lineaal als voornaamste gereedschap, is hier bezig geweest. Over grote stukken wordt er plompverloren een geul door het bos gehakt, volgestort met keien en daarna geasfalteerd. Mooi hè, zo'n rechte streep. Alle bochten verdwijnen en de fietsers (althans deze twee fietsers) komen er nooit meer terug! Op sommige stukken is nog heel goed te zien hoe het was omdat daar nog gedeeltelijk de oude bochtige weg moet worden genomen en de nieuwe in de diepte klaar ligt om te worden ingewijd. Jammer, jammer.
Na Roses moeten we nog een klein bultje over en dan dalen we mooi naar Cadaqués, een zeer fraai stadje met heel veel mooie witte huizen en een aangename sfeer. Salvador Dali heeft vlak bij dit stadje (in Port Lligat) gewoond en er is een heel fraai Dali-Picasso museum in Cadaqués.
28 juli, 39km.
Van Cadaqués naar Port-Bou loopt een - op papier fraaie - kustweg. Tot aan El Port de la Selva is het je laatste kans om nog door een zeer rustige omgeving te rijden. Je hoort niets om je heen, veel groen, lage heuveltjes maar wel een slecht wegdek. Via Llaná en Colera bereik je Port-Bou. In deze omgeving hebben de bosbranden van dit jaar er hun verschrikkelijke spoor nagelaten.
Kilometers lang fiets je door een geblakerde streek. En dan te bedenken dat hier nog maar een klein gedeelte is verbrand! Het stuk naar de Punta del Claper (202m) is nog een flinke klim. Eenmaal boven zie je Port-Bou beneden prachtig klaarliggen aan de baai. De paseo daar is de mooiste - met dikke platanen overdekte - paseo die we ooit gezien hebben. Heerlijk koel!
29 juli, 53km.
Direct bij het verlaten van dit stadje moet je nog een keer laten zien dat je kunt klimmen maar daarna gaat de weg naar steeds minder hoge toppen en bij Argelès is het net zo plat als Friesland. Bij Banyuls begint bovendien de drukte en is het met het fietsplezier gedaan. Je moet teveel opletten om niet te worden omgereden. Mensen die zeggen dat dit zo'n prachtige weg is, zijn er waarschijnlijk per auto snel overheen gescheurd.
Maar Oh! Wat een verrassing: van St. Cyprien naar Canet is zowaar een fietspad aangelegd en heb je weer even het rijk alleen. We wilden Perpignan bezoeken vanuit Canet, en dat gaat goed met bus nr. 1 die je binnen 40 minuten in het centrum afzet. De hoofdweg van Canet naar Barcarès is ook weer druk en vervelend. Je kunt over de vele binnenweggetjes waarschijnlijk een mooiere route vinden - bv. via Ste. Marie en Torreilles
Het Spaanse landschap in de Pyreneeën was veel groener dan we verwacht hadden en over het algemeen is het hier aangenaam fietsen. Zeker op de smallere wegen is er voldoende schaduw van bomen te vinden. Wel moet je de grotere (N) wegen vermijden. Er wordt door het verkeer wel rekening met de fietsers gehouden maar een voorbij scheurende vrachtwagen blijft hinderlijk.
De manier van wegen aanleggen is in Spanje anders dan in Frankrijk. Vrij vaak moet je na een stevige klim plotseling weer een stuk naar beneden om vervolgens weer opnieuw naar de hoogte te klimmen waar je al eerder was. Dat geldt niet voor alle cols - de Bonaigua is een mooie lange klim bv. - maar het viel ons dit jaar extra op. De kwaliteit van de wegen is over het algemeen goed en er wordt druk gewerkt aan verbetering. Dat deze verbetering vooral op het autoverkeer is gericht, is begrijpelijk, maar wel jammer. Het kustgebied is niet aantrekkelijk: kaal, druk en lelijk.
De temperatuur was hoog en het is verstandig om dan vroeg op de fiets te zitten. Na 12 uur staat de zon loodrecht boven je en is het niet echt aangenaam als je aan het klimmen bent. Zorg voor voldoende water! Een aantal dagen was het zelfs 's nachts op de hotelkamer onaangenaam warm. In de Spaanse Pyreneeën liggen een aantal zeer mooie natuurparken waar een verblijf van meerdere dagen zeer aantrekkelijk is.
De Spanjaarden zijn vriendelijk en behulpzaam. Wees erop bedacht dat in Catalunya Catalaans wordt gesproken! Je kunt er wel met Spaans terecht maar het Spaans dat ze vervolgens terugspreken is wel met een zware Catalaanse tongval. Je merkt wel dat de Spanjaarden zelf ook bezig zijn om minstens één andere taal (vaak Engels) te leren en je wordt vaker te woord gestaan in het Engels dan vroeger. Maar dan wel in de meer toeristisch ingestelde gebieden. In de kleinere dorpen midden in de Pyreneeën kun je alleen met Spaans of Catalaans terecht.
In Spanje wordt zeer veel op ATB's gereden en er zijn dan ook voldoende zaken te vinden waar je bij pech terecht kunt. Reserveonderdelen zijn goed verkrijgbaar. Er zijn voldoende mogelijkheden om te overnachten. Ook in de kleinere dorpjes is wel een hostal te vinden. In de grotere plaatsen zijn altijd meerdere hotels, hostals of pensions te vinden. Het kan zijn dat in de maand augustus (als Fransen en Spanjaarden zelf op vakantie gaan) er wat langer moet worden gezocht. De prijzen voor de overnachtingen liepen uiteen van f60,- tot f110,- voor de hotels. Hostals zijn stukken goedkoper.
Laatste versie: 18 juli 2022
Terug naar de Indexpagina Marc Zoutendijk - © 1993-2093 Hier is een mailformulier |