In deze tijd van het jaar kan het in de Pyreneeën flink regenen. Bij ons viel in de middelste week veel regen. Het weer kon op één dag sterk wisselen. Vaak vertrokken we met zeer prachtig weer maar werd het later op de dag veel slechter of het was juist andersom. Een paar dagen werden echter geheel in grijze nevel of regen doorgebracht. Ook hebben we zeer mooie dagen gehad zonder een enkel wolkje en met temperaturen (met name in het Spaanse gedeelte) van 35 graden!
De fietsbus laat je achter op het parkeerterrein van een typische Middelandse Zee-badplaats. Je kunt vervolgens kiezen voor de drukke autowegen langs de kust of voor de rustige binnenwegen. Wij kiezen voor de binnenwegen. Via Elne rijden we naar Le Boulou. Het kustgedeelte is niet erg interessant. Daarna gaan we verder naar Amélie. Het laatste stuk gaat over een drukke weg. Het wordt hier bergachtig! Het is een mooi oud thermen-badplaatsje.
Als je de D115 volgt ben je binnen een uur in Prats de Mollo. Dat is echter niet aan te raden. De D115 is een drukke route. Vanaf Arles-sur Tech kun je via Corsavy en Montferrer een prachtige tocht rondom de beroemde Gorges de la Fou maken. Corsavy ligt op bijna 800m en Montferrer op ruim 900m. Daarna dalen naar le Tech. Je kunt dan in principe weer de bergen in maar wij kozen voor de rechtstreekse verbinding met Prats. Als je nog zin hebt ga dan door naar La Preste want daar ligt op een schitterend uitzichtpunt Hotel Ribes! Bij het binnenrijden van zie je dit hotel al hoog tegen de heuvel liggen.
Als je bij Prats de D115 blijft volgen kom je in Spanje uit, kies je voor de weg naar La Preste dan kom je eigenlijk op een doodlopend punt uit. Maar er is een uitweg! Je kunt – min of meer om de Canigou heen – via de bergen oversteken naar Prades. Weet – zelfs met een ATB – echter waar je aan begint. Bart Aardema beschrijft deze route in zijn gids over de Pyreneeën en had toen al twijfels over de kwaliteit van de weg. Je klimt eerst via La Preste naar de Collade des Roques Blanches (2252m). Na de berghut (op 1600m) verandert de asfaltweg snel in een verzameling kuilen, stenen, rotsblokken, verzakkingen, grind, losgeslagen puin, losse struiken en ander ongerief! Wij lopen 2 uur met onze fietsen te duwen en te trekken om boven te komen. Op de Collade des Roques Blanches is er een splitsing: naar Mantet of naar Vernet. Omdat Bart Aardema de route naar Mantet verdacht vond kiezen wij voor de andere. We moeten eerst nog over dezelfde (slechte) kwaliteit weg naar ruim 2300m hoogte lopen, duwen, fietsen en struikelen.
Toen we aan de tocht begonnen was het prachtig en warm weer. Maar vlak onder de top begon het dicht te trekken en eenmaal boven was het koud, winderig en nevelig/mistig.
Ook enigzins verwarrend is het feit dat de weg zich soms splitst maar later blijkt dan dat deze wegen over een paar honderd meter gewoon parallel lopen! In de dichte mist is dat niet te zien. Als je steeds de rechterhelft aanhoudt kan het niet fout gaan. Tenslotte gaan we dalen.
Maar ook hier moeten we eerst kilometers lang over een buitengewoon slecht onderhouden (zeg maar: niet onderhouden) wegdek naar beneden. Op sommige plaatsen ontbreken meters wegdek en moeten we de fiets dragen. Op andere plaatsen ligt ook nog sneeuw en ijs. Naarmate we verder dalen wordt het wegdek beter maar pas bij de Col de Jou komt er weer asfalt. Op dat moment duiken wij de regen in en tot aan Casteil blijft dat zo. De hele tocht heeft ons ruim 10 uur gekost! Deze tocht is er een voor doorzetters en bezitters van een stevige fiets. Met mooi weer moet het een ongelooflijke tocht zijn. Toen wij op de splitsing bij de Collade de Roques Blanches de route naar Mantet zagen liggen, leek deze in betere conditie dan de uiteindelijke route die wij hebben genomen.
Op YouTube is dit mooie filmpje te vinden over de Collade de Roques Blanches.
De N116 kan beter zoveel mogelijk worden gemeden. Het is een drukke doorgaande route naar Spanje. Wij rijden via Vernet en Sahorre naar Joncet. Vervolgens een klein stukje over de N116 en bij Olette er weer af. De klim naar Ayguatébia is erg mooi en heel rustig. Op een gegeven moment zie je het dorpje hoog tegen de bergwand liggen. Als wij daar aankomen trekt de lucht dicht. Na Ayguatébia volgt nog een flinke klim naar de Col de Llose op 1866m.
Tijdens deze klim begint het te onweren (en zijn we ook enigzins bang voor blikseminslag) maar we kunnen gelukkig schuilen en krijgen koffie in een oude boerderij waar een soort paardenfarm is ondergebracht. Dit is trouwens de enige keer dat we onweer in de bergen hebben. Na ruim een uur klaart het wat op en gaan we verder. Na de Col volgt een snelle daling naar La Llagonne (of Mont Louis als je daar zin in hebt). Tijdens deze afdaling stortregent het! Het hotel heeft een Nederlands sprekende eigenares. We kunnen er onze spullen drogen in de was- en strijkruimte en we eten er uitstekend.
Omdat La Llagonne op ruim 1600m, La Seu op 700m ligt en de weg voor een belangrijk deel stroomafwaarts de rivier de Segre volgt, kan er op dit traject flink worden gereden: 77 km dalend met af en toe een klein bultje omhoog. Het rivierdal ligt er schitterend bij en je ziet hier aan de begroeiing dat het aan deze kant veel droger is. Als wij de tocht maken hebben we af en toe last van een enorme tegenwind die het noodzakelijk maakt om zelfs bij flinke afdalingen toch te moeten trappen! Langs de weg zijn voldoende plaatsen om wat te drinken of te eten of zelfs onderdak te vinden.
Vlak voor La Seu krijgen we nog een klein buitje te verwerken waarvoor we schuilen in een restaurantje langs de weg. We namen onze intrek in het even buiten de stad gelegen luxe Hotel El Castell. Het was een leuke verrassing dat de Spaanse ONCE ploeg met Erik Breukink daar verbleef om te trainen voor de Tour van dit jaar. Vanuit La Seu is Andorra per fiets te bereiken langs een zeer drukke en met uitlaatgassen volhangende weg. Je kunt beter tochten maken naar de Sierra del Cadi.
Volg de C-1313 en sla bij Adrall af naar rechts. De eerste 6 km zijn behoorlijk zwaar, stukken van 10%-15%. Een aantal bochten (je ziet de oude weg nog liggen) is er uitgehaald of verlegd, maar dat heeft wel steilere nieuwe stukken opgeleverd. Na Pallerois weer dalen en daarna de echte klim naar de Col del Canto. In de laatste bocht voordat je naar de echte Col toedraait is er een fantastisch uitzichtpunt. Door het fraaie heldere weer kunnen we prachtig om ons heenkijken. Als je van hier naar de Col kijkt denk je dat hij lager ligt dan het punt waar jij staat! Bedrog, want als je het laatste stuk gemeen vals plat hebt gehad en vanaf de Col weer terugkijkt, zie je dat je veel hoger staat! Op de Col staan een paar picknick bankjes, verder is deze verlaten. Maar wij komen op deze Col een Engels/Amerikaans stel tegen (ook op Cannondale fietsen) met wie we genoeglijk gaan zitten picknicken. De afdaling (in zinderende hitte) is indrukwekkend en kent veel verassende uitzichten. De weg is uitstekend. We vinden in Sort snel een hotel met zwembad. Omdat het hotel vol was in verband met een rafting-wedstrijd, worden we ondergebracht in een appartement.
De klim naar Esterri d'Aneu stelt niet veel voor: minder dan 300 meter in 30 km, maar eenmaal aangekomen is het inmiddels zeer heet geworden en besluiten we om de volgende ochtend vroeg de Bonaigua in de koelte te beklimmen. Het dorpje ligt aan het eind van een prachtig dal. In dit gebied wordt veel met kano's gevaren en aan rafting gedaan.
Er moet ruim 1000m hoogteverschil worden overbrugd op deze tocht. De klim begint met aantal haarspeldbochten, gevolgd door wat langere rechte stukken en bij de Mare de Deu de les Ares ga je via 25 prachtige haarspeldbochten naar vlak onder de top. Deze bochten zijn zo mooi aangelegd, dat na iedere bocht een heel andere wereld voor je geopend wordt. Eenmaal boven is er een zeer weids uitzicht met prachtige diepe dalen, besneeuwde toppen, grazige weiden, koeien, paarden, dagjesmensen en een enkele fietser.
We kijken er een hele tijd rond, en achteraf gezien is dit de mooiste klim geweest. De afdaling van ruim 23 km is ook weer fraai. Het eerste gedeelte gaat via een 4-tal reusachtige haarspeldbochten zeer sterk naar beneden. Zonder te trappen kun je zo Viella (een stad met veel grote hotels) bereiken. Ook dalend is het hoogteverschil 1000m.
Vanuit Viella ben je dalend snel in Bossost van waaruit de klim over de Col de Portillon je in Bagnères brengt. De klim is niet lang maar behoorlijk gemeen. 600m klimmen in 8 km lijkt rustig, maar de eerste 3 km moet al een belangrijk deel van dat verschil worden weggewerkt en kom je al snel boven de 10% uit.
Aan de kant naar Bagnères echter is het verschil nog veel groter en daar stort de weg echt naar beneden! Wees gewaarschuwd als je van die kant af gaat klimmen. Als het mooi weer is (en dat was het bij ons), dan kun je bij de waterval bij Cde. Sidonie heerlijk uitrusten en afkoelen.
NB. Op de Col de Portillon staat een bord met de hoogteaanduiding 1320m! Dat is welliswaar aan de Spaanse zijde, maar we hebben al vaker merkwaardige verschillen in hoogte-aanduidingen gezien op de Frans-Spaanse grens.
Vorig jaar beklommen we de Peyresourde vanaf Arreau met een volkomen onbewolkte hemel. Nu was het grijs, nevelig en in de grote haarspeldbochten naar de top begon het te regenen. Toch was het indrukwekkend. Op de top is gelukkig een winkeltje/crèperie waar we wat hebben gegeten en ons hebben opgewarmd. In de afdaling werd het na 1 km droog en dat bleef het tot aan Arreau!
Vanuit Arreau is de beklimming van de Col d'Aspin prachtig. De Col is vanuit een aantal bochten al heel goed te zien. De klim doen we in goed weer, maar op de col trekt het wat dicht en de afdaling is ijskoud! Na een warme emmer koffie in restaurant Col d'Aspin (in Espiadet) snel verder dalen naar St. Marie de Campan waar de weg een bocht maakt richting Tourmalet. Wij zijn van plan om deze er achteraan te doen, maar na enkele kilometers begint het te stortregenen en worden we gehuld in een dichte nevel. Gelukkig vinden we in Artigues onderdak in een Centre de Vacance.
NB. Er zijn niet veel cols met een cafe/restaurant op de top. Wel begrijpelijk, want de meeste cols liggen driekwart van het jaar onder de sneeuw. Op de Tourmalet, Peyresourde, Aubisque en Soulor is wel een cafe te vinden. Toen wij de Aspin beklommen dachten we in de verte op de top een soort restaurant te zien liggen, maar het bleek een touringcar te zijn! Het enige restaurant onderweg in de laatste grote bocht sloegen we over omdat er op de col wel iets zou zijn!(NB 2003: dat restaurant in die bocht is nu ook verdwenen!)
Bij het opstaan ziet het er grijs en nevelig uit en vertrekken we in de regen, gehuld in warme kleren en regenkleding. Na 500 m fietsen hebben we het echter al zó warm dat de sweaters uit moeten! In de beklimming vanaf deze kant zitten er een aantal kilometers in van gemiddeld 10%.
Op de top nemen we een kop Garbure (een maaltijdsoep) in het restaurant en trekken de regenpakken maar weer aan voor de afdaling. Tot aan Barèges hebben we regen, nevel, mist, wolken, wind. Daarna wordt het wat beter maar aangenaam fietsweer is het deze dag niet! Ondanks de regen en mist blijft de Tourmalet een indrukwekkende berg. Eens zullen we de Tourmalet in de zon beklimmen. (En dat gebeurde inderdaad in 2003!)
Dit was een uitstapje naar de prachtige streek rond Cauterets en vandaar nog door naar de beroemde Pont d'Espagne. Een zeer mooi gebied met tientallen watervallen en het mooiste punt waar 2 watervallen samenkomen. De klim er naartoe is behoorlijk pittig. Bijna 600m hoogteverschil in krap 8 km, maar er zitten een paar stukken tot 11% in.
Een alternatieve route voor de beklimming van de Soulor en de Aubisque loopt via de Soum de Granquet over de Col de Spandelles. Direkt voorbij Argelès sla je de D102 in naar Gez. Daar voorbij komt weer een splitsing waar je de linkerweg moet nemen. Het bord bij deze splitsing verwijst naar een Gîte. De weg kent een aantal zeer steile en zware stukken waarop je nooit in je ritme komt. Dan weer 10%, dan weer 6%, plotseling 15%, dan weer naar beneden en direct weer zeer steil klimmend. Vermoeiend, zeker in de warmte die echter geleidelijk aan plaats maakte voor weer een flinke nevel waarin niet veel te zien was.
De laatste 4 km voor de Col is het wegdek niet zo best meer. Veel kuilen, weggeslagen stukken, mest en losliggend gruis. Op de Col veel schapen en mist. In de afdaling met 10-tallen bochten wordt geleidelijk iets zichtbaar van een indrukwekkend landschap. Het is een groen, bergachtig gebied met een zeer diepliggend dal waarin wat dorpjes liggen. Wij besluiten hier te overnachten omdat de Cols in de wolken liggen. In het dorpje (anderhalve man en een paardekop) blijken tot onze verbazing drie hotelletjes te zijn.
Vanuit Ferrières gaat de klim naar de Col du Soulor via een prachtige weg van waaruit we al snel het hotel op de Aubisque zien liggen. Naarmate we vorderen krijgen we een prachtig uitzicht op de route die we straks vanaf de Soulor naar de Aubisque moeten nemen. Met name het zicht op de beroemde Cirque du Litor (waar Wim van Est ooit in is gestort) is adembenemend. Goed is te zien hoe de weg letterlijk in de rotswand is uitgehakt. Je komt op dit trajekt altijd veel fietsers tegen. Wij pauzeren even op de Soulor en nemen het laatste stuk naar de Aubisque in rustig tempo. Vanaf deze kant is de klim niet al te zwaar. Vorig jaar hadden we meer te doen aan de andere kant! Op de Aubisque komt de bewolking flink opzetten, maar er zitten ook zonnige gaten in. Een prachtige klim en een aangenaam verblijf op de top. In de afdaling zitten een paar stukken waar het zeer steil is en waar je tempo flink kan oplopen. Dit alternatief voor de beklimming (van de Soulor) is de moeite waard, de traditionele route voor de beklimming (het stuk van Argelès naar Arrens) is vrij saai en lang en klimt maar licht. Onthouden dus! Bij goed weer kan het traject makkelijk in een keer worden afgelegd.
Bij het opstaan is de lucht strak blauw maar als we een uur later vertrekken is het geheel dichtgetrokken en mistig, regenachtig en fris! Een voorbeeld van het snel veranderende weer in de bergen. Van Laruns naar Bielle regent het nogal maar bij de beklimming van de Marie Blanque word het droog en af en toe vallen er wat gaten in het mistdek. Op de vlakte van Benou komt de zon door en wordt het zelfs heet! De laatste kilometers voor de top trekt het echter weer dicht en begint het te regenen en te waaien. Gelukkig is het in de afdaling weer droog. Deze afdaling bevat de beroemde lange steile rechte stukken die zo zwaar te beklimmen zijn en hier denderen we op volle snelheid naar beneden.
De afdaling is in 10 minuten bekeken! Omdat we het plan hebben om via de Col Pierre St. Martin naar Spanje af te zakken, slaan we de Valée d'Aspe in, richting Bedous. Door slecht weer genoodzaakt nemen we daar al vroeg een hotel. Dit is de enige keer dat we in deze vakantie op een gegeven moment even schoon genoeg hebben van het al dagen aanhoudende erg wisselvallige weer en wat moedeloos in een bushalte gaan zitten schuilen.
In 2000 kwamen we weer in Bedous uit, maar onder heel wat mooiere weersomstandigheden. We kwamen toen uit Spanje via de Pierre St. Martin. Zie voor deze tocht het verslag van Alicante naar Argelès
Omdat het ook deze dag nog regent en de vooruitzichten voor de bergen niet gunstig zijn, besluiten we een ander traject te nemen om zo het betere weer op te zoeken. Via Oloron, Aramits, Menditte en Larceveau naar St. Jean. Bij aankomst in Oloron wordt het alweer mooi en dat blijft het in dit gebied de hele verdere dag terwijl de bergen in de verte met hun toppen in de wolken blijven hangen. Met de Col d'Osquich is iets raars aan de hand: Op de juiste plaats staat geen bord en op een andere plaats staat een bord met de vermelding 500m! Terwijl de Col 392m hoog moet zijn. In feite moet je voorbij deze Col nog verder klimmen naar 500m hoogte!
Eerst een rustige weg naar St. Etienne de Baigory en dan een prachtige klim naar de Col waarbij je steeds een zijdal induikt om er een kilometer later en 100 meter hoger weer uit te komen. Je hebt al gauw een mooi gezicht op de Col waar je naartoe moet. Op de Col zijn wat toeristenwinkels en een café. De afdaling naar Elizondo is erg mooi met veel bochten. Wij gaan na Elizondo verder naar Santesteban.
Dat is in totaal ruim 30 km dalen vanaf de Col. Vanaf Santesteban gaan we door naar het noorden over een tamelijk vervelende weg met veel vrachtverkeer en op een aantal plaatsen in steile afdalingen een ongelooflijk slecht wegdek. Er wordt veel aan deze weg gewerkt (o.a. tunnels), maar daardoor zal het autoverkeer alleen maar toenemen. Alternatieven zijn er wel maar die waren voor ons niet haalbaar omdat we op tijd voor de fietsbus in Hendaye moesten zijn!
Een simpele klim, een rustige afdaling en daarna door naar St. Jean de Luz om via de mooie, maar zeer drukke kustweg naar Hendaye te rijden: het eindpunt van onze tocht. Verbazingwekkend dat in 2018, als we weer langs deze weg rijden, er nog steeds - op het traject langs de Corniche d'Or - voor de fietsers geen enkele bescherming is en ze samen met het autoverkeer naar boven/beneden moeten. En Franse automobilisten kennen geen genade…
Op onze laatste vrije dag hebben we nog een tocht binnendoor gemaakt (min of meer parallel aan de spoorweg) naar St. Jean de Luz. Deze mooie route bestaat zelfs voor een deel uit een fietspad.
Laatste versie: 30 juli 2023
Terug naar de Indexpagina Marc Zoutendijk – © 1993-2093 Hier is een mailformulier |