Picos de Europa

Per tandem door het noordwesten van Spanje
Logroño – Picos de Europa – Santander
13 augustus – 5 september 1999

Het dal bij Fuente De
Het dal bij Fuente Dé ligt nog in de watten
puentedeybrug
Natuurlijke brug in Puentedey.

Een streek die al langer op ons verlanglijstje stond was het noordwesten van Spanje, met als – letterlijk – hoogtepunt de Picos de Europa. Een gebied dat vooral door wandelaars en trekkers wordt bezocht, en ook wij wilden daar een aantal dagen gaan wandelen.
De bijnaam van de hele noordwestkust van Spanje is 'Costa Verde' (Groene Kust) en dat geeft al aan dat er wat regen kan vallen. Sterker nog, er valt geloof ik op jaarbasis de meeste regen van heel Spanje en dat is drie keer meer dan wat er jaarlijks in ons land valt! We stonden dus niet te trappelen, drie weken in de regen fietsen kan altijd nog wel dachten we, maar omdat augustus en september de meeste kans boden op droog weer, hebben we de stap toch maar gewaagd. Daar hebben we absoluut geen spijt van, we hebben geen regen gezien, zelfs de San Glorio lag er geheel onbewolkt bij, en we hebben door een bijzonder mooi gebied gefietst dat weer geheel anders is dan andere streken van Spanje, waar we inmiddels redelijk bekend zijn.

Ook nu weer wilden we op de tandem gaan, omdat je dan een flinke actieradius hebt, altijd met zijn tweeën fietst, wat meer reserves hebt en het gewoon erg leuk is. Opnieuw bleek weer dat de Spaanse jeugd (maar ook volwassenen) heel erg opkijkt van zo'n tandem, en vaak wordt gevraagd (wijzend op de grote batterijhouder in een bidonklem) 'is dat een motor'? Bij het klimmen is de tandem iets zwaarder dan een ATB of racefiets, maar het blijft een machtig apparaat.

We gingen per fietsbus naar Logroño en vertrokken 3 weken later weer met de fietsbus vanuit Santander. De route werd per dag bekeken en we lieten ons daarbij leiden door de weersverwachtingen, want het heeft wel degelijk geregend, maar wij fietsten er steeds omheen! Bovendien is augustus de maand waarin ook de Spanjaarden zelf op vakantie zijn en was het niet altijd zeker of er accommodatie beschikbaar was. Dat bleek soms wel wat zoeken dit keer. We hebben 1360 kilometer gefietst en meer dan 20.000 hoogtemeters weggewerkt!





Toen we deze tocht maakten bestond er nog geen GPS.
Ik heb de route later gereconstueerd op basis van mijn aantekeningen en oude kaarten!

Logroño – Torrecilla en Cameros

14 augustus – 38 km
De bus die ons vanuit Breda naar Logroño brengt is zo goed als vol. De gebruikelijke stops onderweg, de eerste fietsers eruit in Hendaye en daarna met de overigen de grens over. We rijden gelijk in een prachtig gebied, en als we stoppen voor het ontbijt en het ombouwen van de bus, komen we met een ander echtpaar aan de praat dat mijn fietsverhalen op het web heeft gelezen en nu een tocht door de Pyreneeën maakt. De tips uit mijn verslagen bleken daarbij hun dienst te bewijzen. Dat was voor het eerst dat ik iemand sprak die mijn verhalen had gelezen. Verrassend!
Om 10 uur zijn we in Logroño waar de tandem en berijders bedrijfsklaar worden gemaakt voor een eerste korte etappe. We hebben geen zin om in Logroño te blijven, het vage plan dat we hebben is om eerst de Sierra de La Demanda en de Sierra de Urbión te gaan bekijken (dus eerst naar het zuiden fietsen), en daarna richting Picos te gaan. Voor vandaag moeten we maar eens zien hoe ver we komen, we halen bij de VVV nog wat folders op en mikken op Torrecilla. Om de stad uit te komen moet je naar het station fietsen omdat daar de mooie weg via Villamediana en Alberite naar Nalda loopt (LR 256) zodat je de drukke N111 gedeeltelijk kunt vermijden.


Je moet vóór het station langsfietsen (naar links) en even daar voorbij onder het spoor door duiken. De borden zijn verder duidelijk. In de stad zelf staan alleen maar de grote steden aangegeven via de hoofdwegen.
Tot aan Villamediana is het nog wat druk, maar al snel rijden we langs de oever van de Rio Iregua stroomopwaarts naar Nalda. Hier hoeft nog niet veel te worden geklommen en het is een mooi rustig weggetje.
De tortilla onderweg (in Albelda ) smaakt uitstekend en de kinderen in het dorp zijn niet weg te slaan bij de tandem! Bij Nalda ga je via een klein bruggetje weer de hoofdweg (N111) op, het wordt hier wat steiler, maar er zijn ook hele stukken vals plat of weer dalend. Langs de rotsen is het echter wel behoorlijk heet, het is vrijwel onbewolkt.
In Torrecilla komen we rond 3 uur aan, er zijn twee hotels: 'La Terraza' aan het begin van het dorp is vol maar Hostal 'Sagasta' heeft plaats. De fiets kan in de garage. We verkennen na een korte siësta het dorpje, doen inkopen en zitten uitgebreid op een terrasje de plannen te bespreken. In het hotel eten we 's-avonds uitstekend.



Torrecilla en Cameros – Vinuesa

Even uitblazen na 12%
Even uitblazen na die 12%! Als we hier in 2002 weer langskomen vanaf de andere kant, verbaas ik me over de enorm steile hellingen die we dus hebben moeten klimmen!

15 augustus – 62 km
Bij het opstaan is de lucht behoorlijk grijs, en als we om 9 uur wegrijden is dat nog steeds zo en we trekken de windjacks aan. Vanuit Torrecilla gaat een prachtig binnenweggetje naar de N111, waarmee je de klim die in die weg zit (precies ter hoogte van dit dorp) kunt omzeilen, Het is heerlijk rustig, schaduwrijk en erg mooi. Ook de N111 is echter op dit tijdstip nog zeer rustig en we rijden zo goed als helemaal alleen naar Villanueva de Cameros waar we koffie drinken. Inmiddels is het opgeklaard en geheel blauw. De windjacks hebben we maar weer uitgedaan! We rijden door naar de afslag naar Villoslada de Cameros, en daar begint een prachtige weg die ons uiteindelijk naar Vinuesa voert. De 11 km naar Montenegro zijn licht golvend, schaduwrijk en zeer stil. Op de grens van Rioja en Soria houden we een lekkere eetpauze in de koele bossen. Bij Montenegro begint dan de echte klim naar de Puerto Santa Inés die 1754m hoog blijkt te zijn. We fietsen vrijwel doorlopend in de zon en het is behoorlijk warm geworden. De weg is van goede kwaliteit en de klim is 13km lang en kent een paar steile passages én een stukje 12% (na de grote diepe bocht), maar zelfs dat kunnen we met de tandem op. Vergeet niet: we hebben nul trainingskilometers in de benen!

Het is een prachtig groene omgeving en om 14.30u zijn we boven, waar een 'centro turistico' wordt gebouwd. Waarschijnlijk voor in de winter, want het is een skigebied. Na een korte pauze dalen we naar Vinuesa over een schaduwrijke weg. Af en toe pauzeren om de velgen af te laten koelen. We passeren de afslag naar het Laguna Negra, een zeer mooi bergmeer, maar we hebben geen fut meer om dat te gaan bekijken. Rond 16.00u komen we aan in Vinuesa waar we 4 hostals proberen die allemaal vol blijken te zijn (er is hier een groot – 5 dagen durend – feest aan de gang waar velen op af zijn gekomen) en als we dan maar besluiten om door te rijden naar het volgende dorp, blijkt er nóg een hostal te zijn dat wel plaats heeft: hostal Urbión, de fiets kan in de drankopslag van het hostal – oppassen voor al het gebroken glas! Het is wel een druk punt met straatverkopers, kermis, een churrostent en veel mensen op straat. Op het kerkplein achter het hotel doet een band alvast de soundcheck voor die avond. Na een korte rust verkennen we de omgeving, eten churros en later op de avond op het terras van het hotel een eenvoudig diner. Ondanks de drukte en het lawaai (dat duurt tot het ochtendgloren) slapen we goed.



Vinuesa – El Burgo de Osma

16 augustus – 92 km
Als we opstaan is het hostal nog in diepe rust, maar als we ons beneden melden komt de eigenaar slaperig te voorschijn! We hebben geen zin in ontbijt en rijden om 8.55u weg in de richting van Covaleda. In Salduero echter nemen we in een zeer rustig hostal een ontbijt (als we gisteren waren doorgereden, hadden we daar tenslotte nu ook gezeten!)
Dan gaan we door naar Covaleda over een prachtige weg, klimmen, dalen, klimmen, dalen enz. Veel waterbronnen onderweg door een prachtige streek waar nog veel aan hout-bosbouw wordt gedaan, en waar overal de tekens van zijn te zien: zagerijen, meubelfabrieken, palletfabrieken, deurfabrieken enz. Ook veel stapels hout op allerlei plaatsen. Deze weg doet ons sterk denken aan het traject in California na het Sorenson's resort. Na de Puerto del Hierro (1135m) volgt een stevige afdaling en rustig uitzoeven naar het Necropolis bij de afslag naar Canicosa. Dit is een ideale plaats voor de lunch in een schaduwrijke omgeving met tientallen tafels, barbecues en andere zitplaatsen waar we een heerlijke tijd doorbrengen.


Dan begint de rustige klim naar Canicosa en vanaf daar een prachtig smal weggetje met veel bochten, veel schaduw, veel mooie uitzichten en niet al te steil naar El Cerro del Cargadero die 1353m hoog moet zijn, en dat blijkt te kloppen. Mijn hoogtemeter geeft dat tenminste ook aan. We zijn helemaal alleen op die col waar alleen nog een TV mast staat.
Op de Michelinkaart staat maar één col, maar het blijkt dat er nóg een col is, een paar kilometer verder en bijna net zo hoog als die eerste en daarna blijkt er nóg een te zijn! Minder hoog dit keer, maar toch! Je krijgt zo wel dezelfde hoogtemeters in je benen als wanneer je de Aubisque doet! Heel merkwaardig is ook dat we een spoorlijn kruisen die op geen enkele kaart is terug te vinden. Recent is de weg over die spoorlijn ook dicht geasfalteerd, en we vermoeden dat het een spoorweg is die is aangelegd om ergens anders iets aan te leggen of te ontwikkelen.


Rio Lobos
In de diepte ligt de Cañon del Rio Lobos

Na Navaleno, waar de weg zonder verdere cols naar toe afdaalt, racen we naar San Leonardo de Yagüe waar we, gelet op tijd, plaats en zin, besluiten om door te rijden naar El Burgo de Osma. We slaan boodschappen in voor het laatste deel en gaan op weg. De eerste 9km is de weg 'in onderhoud', maar veel last hebben we daar niet van en we pauzeren ergens langs de kant voor de nodige koolhydraten.
De Cañon del Rio Lobos bevindt zich rechts van ons, maar daar is nog niet veel van te zien. De weg klimt geleidelijk naar zo'n 1200m hoogte en blijft dan op de bergkam liggend mooi door de bossen rijden. Het is hier prachtig en het fietst er heerlijk. Vrij onverwacht is er dan opeens de Cañon: een grote diepe kloof (200m) met een enorme gapende mond aan de ene kant (waar wij vandaan komen) en de laagvlakte van El Burgo aan de andere kant. Een prachtig gezicht!
Roofvogels cirkelen rond (Gieren? Buizerden?) en het waait er flink. Dat heeft het trouwens de hele dag gedaan, en die wind heet de 'Cierzo' en is karakteristiek voor dit deel van Spanje. Op onze tocht in 2000 van Alicante naar Argelès hebben we er veel mee te maken!

Dan dalen we in 5 grote haarspeldbochten 200m naar beneden en vervolgens racen we in straf tempo (30 km/u) naar El Burgo over de lange rechte, licht dalende weg, waar we om 18.00u aankomen. Ook hier weer veel drukte ivm. fiesta's maar we vinden toch vrij snel onderdak in Hostal La Perdiz. We zitten vlak naast de arena waar 's-avonds een stierengevecht plaatsvindt! Wij gaan het centrum in waar we op gegeven moment terecht komen in een enorm feestgedruis van tientallen orkestjes die allemaal gelijktijdig tegen elkaar aan staan te spelen!

De componist Charles Ives schreef ooit een stuk muziek waarin dit effect bewust werd opgeroepen door verschillende groepen in het orkest ieder in een eigen tempo te laten spelen, het probleem daarbij was echter dat ze op een gegeven moment wel weer gelijk moesten uitkomen. Een lastige taak voor de dirigent.


El Burgo de Osma – Santo Domingo de Silos

De Hoogvlakte rond El Burgo
Een prachtig gebied ten noorden van El Burgo de Osma. De rode aarde is kurkdroog en er bloeit op dit moment niet veel meer.

17 augustus – 85 km
Bij het opstaan is het stralend weer dat de gehele dag zal aanhouden. We rijden om 9.30u weg en nemen de afslag naar Berzosa, een weg met korte klimmetjes en dalen maar erg rustig. We gaan door naar Fuentearmegil en Santa Maria de las Hoyas waar we de lang verwachte koffie kunnen nemen!
Na Muñecas volgt een zeer mooi stuk met prachtige dorpjes onderweg. Op weg naar Huerta zitten een paar steile klimmetjes en afdalingen (60 km/u! Op een bepakte tandem tamelijk snel) maar ook een paar hele lange afdalingen en we kunnen goed opschieten. In Huerta del Rey nemen we een flinke lunchpauze.
Na Huerta door naar Arauze de Miel en dan de BU 921 naar de BU 911. De omgeving is hier weer anders met enorme graanpercelen en enorme lappen rode aarde. Bovendien staan er vandaag langs de hele route enorm veel velden met zonnebloemen! Het laatste gedeelte naar Santo Domingo is de weg wat breder en daardoor ook wat warmer. Wel staat er weer een aangename wind die de hele dag het fietsen bijzonder plezierig maakt.
De Garganta de la Yecla is een mooie nauwe kloof waar je langs afdaalt naar Santo Domingo, en hij doet een beetje denken aan de Gorge de Fou in de Pyreneeën (om dat te zien moet je wel te voet de kloof ingaan. Er zijn trapjes gemaakt).
In de stad hebben we snel een kamer gevonden en de fiets staat buiten bewaakt door de hotelhond! Er staat hier een prachtig klooster waarvan de monniken wereldberoemd zijn geworden doordat hun gregoriaanse gezang in de top-10 wist door te dringen (wereldwijd) waarmee voldoende geld werd verdiend om het klooster op te knappen.


Santo Domingo de Silos – Neila

domingolossilos
De monniken uit deze kathedraal wisten met hun gezangen in de top-10 te komen! Van de opbrengst hebben ze de kerk laten restaureren.

18 augustus – 59 km
We willen vandaag weer terug de Sierra de la Demanda in, maar dat kan alleen maar als we zeker weten dat we een verblijfplaats kunnen krijgen. We laten daarom opbellen naar een hostal in Neila en daar blijkt plaats te zijn. We kunnen dus rustig aan doen en rijden pas om 11 uur weg. Vanuit Santo Domingo rijden we door een soort kleinschalige gorge de bergen uit waarna we door heuvels vol met heide naar Salas de los Infantes afdalen waar we inkopen doen. Salas is een vrij drukke stad en we zijn blij als we er weer uitrijden. De weg tot aan Castrillo de la Reina is nog wat saai en industriegebied-achtig en klimt en daalt rustig. In Castrillo begint een flinke klim het dorp uit, die nog wat verder (maar minder steil) door gaat. Er is weinig schaduw.


Dan volgt een fraaie kilometerslange afdaling het prachtige, schaduwrijke dal van de Rio Arlanza in, richting Palacio de la Sierra. Hier begint ook weer het bosbouwgebied dat we een paar dagen geleden verlaten hebben. Fraai fietsweer, verkoelende wind terwijl we lekker opschieten over de licht klimmende en dalende weg naar Quintanar de la Sierra, waar we afslaan naar Neila.
Eenmaal de drukte van Quintanar voorbij begint een heel mooie klim naar de Collado de Quintanar van 1400m hoogte. De weg slingert zich fraai door een aangenaam en koel bos, schaduwrijk, soms zon, soms wind en we klimmen met 7 km/u naar boven (onze gebruikelijke snelheid bergop). De collado ligt precies 10km na de afslag op de BU 8221. Voorbij de collado gaat de weg zeer steil naar beneden, en we denderen in 10 minuten naar Neila ! Dat ligt trouwens prachtig in een zonovergoten dal, omgeven door vriendelijke groene heuvels. Een prachtplek! Het hotel ligt net buiten het piepkleine dorp. Fiets kan binnen in de hal.



Neila – Burgos

19 augustus – 104 km
Bij het opstaan zit het potdicht en hangt het dal vol grijze soep! Het is 11° en we rijden weg om 9.30u. Eerst een klim naar de kruising waar we gisteren vandaan kwamen (2km), daarna door klimmen naar een naamloze col bij de afslag naar de Laguna de Neila (2km). Dan volgt een afdaling en begint de klim naar de echte col die op 6.4 km na Neila op 1400m hoogte ligt. Er volgt een mooie 6km lange afdaling naar Huerta de Arriba, en tijdens deze afdaling breekt de lucht open, de zon gaat schijnen en het wordt weer warm. We hebben tijdens het dalen nog wel vesten aan.
In Huerta drinken we koffie en daar lezen we ook in de kranten dat de Vuelta a Burgos wordt verreden in dit gebied. Een meerdaagse etappetocht die vandaag zal eindigen met de stevige klim naar Laguna Neila ! Ook de komende twee dagen kruisen wij het pad van deze tocht. Vanuit Huerta kun je op twee manieren naar Barbadillo del Pez: klimmen en dan over de C113, of mooi door de vallei van de Rio Uria, en dat doen wij. Een 14km lange afdaling met af en toe een klein heuveltje dat met de verworven daalsnelheid kan worden bedwongen.


Na Barbadillo volgt een 3 km lange mooie weg door een kleine gorge, en dan begint de 8km lange klim naar de 1400m hoge Collado el Manquillo. In de zon is het vrij heet maar er is veel schaduw van bomen en af en toe wat bewolking. Na de collado volgt een 25km lange afdaling naar de splitsing met de BU 847. Alleen op een paar plaatsen moet je weer even omhoog om een dorpje heen of om een stuwmeer te omzeilen. Langs de weg reusachtige heidevelden!
Bij het grote stuwmeer (Embalse de Uzquia) slaan we af naar Pradoluengo maar na 2 km keren we om! De lucht in de richting van Pradoluengo ziet er zeer dreigend uit en de wind waait nu zo hard tegen dat we niet harder dan 8-9 km/u gaan! Dat wordt dus Burgos vandaag! Met snelheden van 25-35 km/u en in afdalingen tegen de 65 km/u razen we er naartoe. Gelukkig veel dalen en veel wind mee! Alleen het laatste stukje snelweg is wat vervelend, maar ook daar halen we hoge snelheden. Om 18.00 zijn we in Burgos, waar het mooi weer is. We zitten in Hostal 'San Juan' dat ook kamers heeft in een appartementen-complex in Calle Victoria om de hoek. Het is een fraaie stad met natuurlijk de indrukwekkende kathedraal, die echter gesloten is i.v.m. restauratie! (dat was in El Burgo de Osma ook al zo!)



Burgos – Aguilar de Campoo

20 augustus – 100 km
Vandaag zullen we dan in de richting van de Picos de Europa trekken, we weten niet hoever we zullen komen, in één keer zal het zeker niet lukken, maar misschien komen we halfweg.
Blauwe lucht en wolkjes en vrij fris als we om 9.30 Burgos uitrijden over het fietspad dat we gisterenavond ontdekten. Het is wel een merkwaardig fietspad, want bij de stoepen is geen op- of afrit en knal je zo tegen de stoeprand aan! We zoeken wat, vragen de weg en belanden toch nog snel op de weg naar Quintanadueñas.
Een stevige wind waait, maar vandaag hebben we die gelukkig mee. De route gaat via Mansilla, Tobar en Olmos naar Villadiego. Ieder dorpje dat we passeren (7 stuks) ligt in een dal, en daarvóór en erná moeten we steeds zo'n 80-100m klimmen, vrij zwaar, de meeste weggetjes gaan zonder veel poespas zó de berg op! En hoewel we nergens hoger zijn dan zo'n 900m, klimmen we op die manier vandaag bijna 1000 meter! Het gedeelte tussen La Nuez de Abajo en Avellanosa is een uitgestrekte hoogvlakte die er prachtig bijligt (foto). Er wordt langs de hele route veel graan verbouwd (we begrijpen nu ook waar de Nederlandse tekst van 'My Fair Lady' vandaan komt: 'Het Spaanse graan heeft de orkaan doorstaan'. We bulderen deze tekst regelmatig tegen de wind in om wat kleur aan het bestaan te geven!).

spaansegraan
"Het Spaanse Graan heeft de orkaan doorstaan!" bulderen wij luidkeels op de graanvlaktes bij Avellanosa.

De dorpjes langs deze route zijn allemaal erg beperkt, er wonen weinig mensen, vaak zijn ze in de winter (op een enkele bewoner na) verlaten en er is dan ook geen winkel of bar te bekennen! Pas in Villadiego raakt de wereld weer bewoond en kunnen we lunchen en inkopen doen. Op het grote dorpsplein worden we belaagd door jongetjes die de tandem willen bekijken en beknijpen (vooral onze twee computertjes doen het goed!)
Na Villadiego verandert het landschap: vlakker, de klimmetjes volgen elkaar niet meer zo snel op en er komt wat meer groen. De 16 km naar Sotresgudo zijn wat saai maar de volgende 16 naar Alar de Rey zijn gevarieerder. Het wegdek is slecht, pas de laatste kilometers voor de provinciegrens zijn vernieuwd. Het is inmiddels warm geworden, de wind valt af en toe stil en het is geheel onbewolkt. Er zit een fantastische afdaling van 3 km in het laatste gedeelte naar Alar, en hier zien we ook voor het eerst, heel in de verte, de 'Picos' opdoemen!
De hoofdweg die we nu moeten nemen heeft gelukkig een brede vluchtstrook zodat we toch rustig kunnen fietsen, bovendien is het niet al te druk.

Langs de kant van de weg staat een Duitse fietser die bandenpech heeft, we praten wat met hem en hij vertelt dat hij zijn zoon kwijt is! Ze fietsen hier samen en op een of andere manier hebben ze elkaar uit het zicht verloren. Hij staat er wat moedeloos bij maar lijkt zich wel te kunnen redden. Ons een beetje ongemakkelijk voelend, laten we hem achter.

Er zit een klim in het begin, gevolgd door een vrij lange afdaling en dan nog wat korte klimmetjes. Om 18.00u zijn we in Aguilar in hotel 'Villa de Aguilar'.



Aguilar de Campoo – Potes

Tres Mares
Pico de Tres Mares. Deze rots was een belangrijk oriëntatiepunt voor zeevaarders die het noorden van Spanje naderden. Die Tres Mares zijn: Golf van Biscaye, Keltische Zee en Atlantische Oceaan.

21 augustus – 87 km
We staan vroeg op, nemen ons eigen ontbijt en rijden weg om 9.30u met de verwachting dat we vanavond in de Picos de Europa zullen staan. Die verwachting blijkt uit te komen. De weg naar Cervera de Pisuerga lijkt voornamelijk te dalen, en dat is raar, want Cervera ligt 150m hoger dan ons vertrekpunt! Klaarblijkelijk speelt de afstand een rol en zijn de stukken die we moeten klimmen toch steiler dan we denken. Langs een deel van deze route loopt een (oude) spoorlijn die nu in gebruik is als fietsroute. Je kunt een treinlorrie huren waarop twee fietsen zijn gemonteerd die voor de voortbeweging dienen. Een leuk gezicht om dat door het landschap te zien schuiven!
We zijn in goed anderhalf uur in Cervera en besluiten gelijk aan de klim naar de Puerto de Piedrasluengas te beginnen. Vanuit Cervera eerst een prachtige klim met veel haarspeldbochten naar een hoogte van 1150m, een hoogte waarop je een tijdje blijft rijden om daarna weer 100m te dalen naar het fraaie stuwmeer van Requejada. Een prachtige groene omgeving waar we een korte lunchpauze houden op de mooie brug over het stuwmeer.

piedraslenguas
Uitzicht vanaf de Piedrasluengas in de richting van Potes

Na het stuwmeer volgt een heel geleidelijke klim, met toch weer stukken dalen of gewoon plat. Pas 3 km vóór de Puerto rijd je door een indrukwekkende kloof en moet er even echt worden geklommen. We zijn rond 14.00u boven op de Puerto waar veel dagjesmensen van het fenomenale uitzicht genieten. Vanuit hier zijn de 'Picos' met hun karakteristiek toppen goed te zien maar ook vlakbij de beroemde Pico de Tres Mares: Op het hoogtebord staat weer eens iets anders dan op de kaart: bord zegt 1345m, 1313m geeft de kaart aan! Wie heeft gelijk?
We kunnen nu aan de spectaculaire afdaling gaan beginnen, ruim 1000m dalen in 24km, maar het grootste deel zit in de eerste 16km. We denderen via talloze bochten naar beneden in een warme, droge wind. Vaak stilstaan om de velgen af te laten koelen, want door de vele bochten is voluit gaan niet mogelijk. Om 16.00u arriveren we in Potes, een druk en toeristisch (Valkenburg-achtig) plaatsje met veel hotels, maar ook allemaal vol, behalve Hotel Rubio, waar we nog een kamer met halfpension kunnen krijgen. Fiets in de garage.
We doen boodschappen voor de komende dagen, want de volgende plaats zal Fuente Dé zijn, waar we een paar dagen zullen blijven. Onze kamer ligt aan de straatzijde, en er is 's-nachts nog vrij veel verkeer. Waar gaan die mensen om 02.00u (en later) toch allemaal naar toe op deze doodlopende weg??



Potes – Fuente Dé

22 augustus – 25 km
In Fuente Dé zijn twee hotels: een Parador (het lelijkste van Spanje!) en hotel Rebeco, een erg vriendelijk ogend hotel. We hebben daar gisteren vanuit Potes een kamer gereserveerd. We willen niet het risico lopen om voor niets te klimmen!
We kunnen dus zeer rustig aandoen, want het is maar 24km fietsen, maar wel 800m klimmen! (Zo zie je maar weer, wat je de ene dag wint met dalen, ben je de volgende dag weer kwijt aan klimmen. Dat platte Holland is zo gek nog niet!) We staan bijtijds op en rijden om even na negen de deur uit. Het is nog wat fris en we hebben nog wel een jack aan, maar als na 4km het echte klimmen begint is dat niet meer nodig. →


Het klimmen gaat eigenlijk vrij geleidelijk, alleen zit vlak voor Los Llanos een gemeen stukje 11% en ook later zitten er nog een paar van dergelijke stukjes in, hoewel het meestal niet meer dan 7%-8% is. In Cosgaya drinken we koffie (daar zijn trouwens ook hotels!) en gaan weer verder door een zeer indrukwekkende omgeving, zeer groen en met veel prachtige rotsformaties. Vlak voor Espinama (bij Los Ilces ) weer een steil stuk en direct erna weer: 200m in 3 km. Het meeste in de eerste kilometer! Tenslotte rijden we het zeer mooi gelegen komvormige dal bij Fuente Dé binnen en installeren ons in het hotel.


fuentede-2
Hier zet de kabelbaan je af. We lopen er 2 uur rond door een woest berggebied in heerlijk weer.

We frissen ons op en gaan daarna met de kabelbaan naar boven. Door het tijdstip (15.00u) is het niet meer zo druk en kunnen we zonder wachten met de kabelbaan mee. Een goed plan, want we komen terecht in een zeer woest gebied met prachtige wandel-mogelijkheden en fantastische uitzichten op bergen, dalen, puinhellingen, grazige weiden, blauwe lucht én wolken.
We lopen ruim twee uur rond over een vrij rustig pad (vlakbij het kabelbaanstation is het erg druk en zitten honderden mensen overal in het rond) en verbazen ons over dit gebied. Heel erg mooi!
Na anderhalf uur trekt de lucht vrij snel dicht en besluiten we om terug te gaan, we hebben geen zin om nu al in moeilijkheden te komen en vannacht in de kou buiten te moeten blijven. We keren om naar de kabelbaan, maar dat deden al die andere mensen ook, en nu moeten we wél in de rij staan! In de koude mist en een beetje hongerig én naast de stinkende toiletten! Pas bij de vierde rit kunnen wij mee naar beneden, wel heel spectaculair om vanuit de wolken ineens weer in het mooie heldere dal uit te komen!
In ons hotel aangekomen maakt de receptie ons attent op een mooie tocht die morgen kan worden gemaakt: een rondtocht door het hele gebied met een 4-wheel drive maar inclusief een prachtige wandeling van 4 uur door de Gorge de Cares van Caín naar Poncebos. Op deze tocht kunnen in totaal maar 6 mensen mee, en er zijn nog twee plaatsen over. Dat doen we dus maar, omdat fietsen van hieruit onbegonnen werk is. We slapen als rozen!

23 augustus – Een tocht door de Picos.

Om 9.00u vertrekken we met de Jeep. Een Engels en een Portugees/Spaans echtpaar zijn onze reisgenoten.
Het dal hangt vol met mist als we wegrijden over de onverharde weg naar de Puerto de Pandetrave. Het is een indrukwekkende tocht, en het rare is dat je steeds het idee hebt dat je op 2500m – 3000m hoogte zit, terwijl je nergens boven de 1800m uitkomt! Heel mooi is het moment als we boven de wolken uitkomen en het dal rond Fuente Dé in een bak vol watten zien liggen! De chauffeur rijdt prettig en geeft alle gelegenheid om dingen te bekijken en te vragen. Als we op de Puerto de Pandetrave aankomen en afdalen naar Santa Marina de Valdeón en Posada de Valdeón, stel ik gelijk ons fietsplan voor de komende dagen bij. Ik wilde namelijk ook deze route per fiets doen (na de San Glorio bij Portillo de la Reina afslaan in dit dal) maar zie nu in dat dat onmogelijk is: kilometers lang 15% tot 25%!!! Engeland en de Dolomieten zijn er niks bij! We worden afgezet in Caín op 460m hoogte aan het einde van de verharde weg. We moeten nu de 12km lange tocht door de Gorge de Cares op eigen kracht doen terwijl de Jeep omrijdt en ons straks in Poncebos weer op zal pikken.

autotocht
De tocht door het hart van de Picos is heel bijzonder. Het zou ook mogelijk zijn per fiets, maar dan wel zonder bagage vanwege de vele loodzware hellingen!

Het wordt een onvergetelijke tocht. In het begin een zeer nauwe gorge met tientallen tunneltjes vol druipwater, later wat breder. Heel veel klimmen en dalen over zeer steile paden en trappetjes, in het begin veel schaduw, later de genadeloze zon ('mad dogs and Englishmen go out in the midday sun' zal onze Engelse medewandelaar later stamelen!). Onderweg zijn wel frisdrankverkopers actief.
We hebben een mooie rustpauze in de schaduw van een grote boom maar moeten daarna nog een enorme klim maken voordat een ditto afdaling ons in Poncebos brengt.
Daar pikt de Jeep ons weer op en rijden we via Tielve en Sotres naar een opnieuw prachtige (onverharde) route die via Vegas del Toro naar Espinama gaat. Vandaar weer snel in ons hotel.
Als je de tijd en de mogelijkheden hebt, dan is wandelen in dit gebied een absolute aanrader (en dat doen ook jaarlijks duizenden trekkers en wandelaars). Heb je minder tijd, dan is de tocht die wij vandaag maakten een goede manier om een heel fraai landschap op indringende manier te leren kennen!


Senda de Cares


Fuente Dé – Riaño

sanglorio-2
De Puerto de San Glorio zonder regen!

24 augustus – 93 km
We staan om 7u op, pakken in, ontbijten en springen om 09.05u op onze tandem voor de enorme afdaling naar Potes. We zijn in een halfuur beneden. Heel opvallend is, dat het boven (in Fuente Dé ) warmer is dan beneden! We staan te vernikkelen in Potes! We doen er inkopen, drinken koffie en om 10.05 begint de klim van de Puerto de San Glorio die hier 28 km vandaan en 1318m hoger ligt! Normaal ligt deze reus in de mist of in de wolken, vandaag is het strak blauw! (Bij de Tourmalet hebben we altijd het omgekeerde!)
De eerste 11 km tot aan Bores stellen niet veel voor en brengen je tot 500m hoogte. Voor het resterende gedeelte zou dat betekenen dat er zo'n 6.5% klimmen overblijft, maar doordat er hele lange stukken veel minder zijn, blijft er toch nog aardig wat over van 8%-9%. Hoe dan ook, vanaf Bores is het 17km lang stevig en gestaag klimwerk en de temperatuur loopt op tot 34°! Rond 12.00u zijn we precies in de haarspeldbocht op 1200m hoogte (bij kmp 130) en daar ligt een fraai stukje beschut grasland waar we kunnen lunchen en rusten. Alle kleren (die doorweekt zijn van het zweet) gaan uit en worden te drogen gelegd, wij vergrijpen ons aan het brood, kaas, yoghurt en water.


Op krachten gekomen vertrekken we na een dik halfuur en sleuren ons zelf verder naar boven. Af en toe steekt een windje de kop op, af en toe is er een boompje schaduw, maar meestentijds gaan we onder een gloeilamp naar boven. Rond halfdrie zijn we bij het mooie uitzichtpunt (met de bronzen Gems) waar het lekker waait, maar we hebben dan nog 20 minuten nodig om bij de Puerto de San Glorio te komen.
Een pittige klim, maar door een werkelijk fantastische omgeving. Het is vrij zeldzaam dat je hier onder deze weersomstandigheden kunt fietsen (lees maar wat we hier in 2002 meemaakten!). We zijn om even voor 15u boven, blijven daar 20 minuten en storten ons dan in de reusachtige afdaling naar Llanaves, Portilla en uiteindelijk Riaño.

Er kan hier een prachtige alternatieve route worden gekozen, maar dat is wel voor de sterken. Je kunt bij Portilla la Reina afslaan naar de Pandetrave, doorgaan naar Posada de Valdeón, en dan weer via de Puerto de Panderruebas naar de Puerto del Pontón. In dit traject zitten duizelingwekkend lange, steile stukken van 20% en meer! De weggetjes zijn af en toe niet meer dan één auto breed.
Meer van Riano
Riaño heet eigenlijk Nuevo Riaño en is een geheel kunstmatig dorp dat dient ter vervanging van het Riaño dat op de bodem van het enorme stuwmeer ligt dat hier in 1980 (na veel protest) is gecreëerd. Het stadje heeft totaal geen sfeer en ademt een geur van dood, verveling, treurigheid en lelijkheid uit. Het lijkt in niets op wat een typisch Spaans dorpje heeft. In ons hotel hebben we uitzicht op het stuwmeer dat al deze ellende heeft veroorzaakt.


Riaño – Cangas de Onis

25 augustus – 68 km
Er zijn geen doorgaande (verharde) wegen door de Picos. De enige route er doorheen hebben we al gelopen (van Caín naar Poncebos ) en we besluiten nu om er helemaal omheen te fietsen en op ieder punt waar dat kan de routes naar het centrum te volgen. Vandaag zullen we daarom naar Cangas de Onis gaan om van daaruit de meertjes bij Covadonga te gaan bekijken. Hoe, dat weten we nu nog niet.
Vanuit Riaño moeten we eerst de Puerto del Pontón op (1280m) en dat is eigenlijk nauwelijks een klim te noemen, alleen de laatste kilometer moet er even gewerkt worden! De weg is hier sterk in onderhoud (bochten eruit, bomen langs de kant weg, snel en goed voor auto's) en dat is minder leuk. Vanaf de Puerto volgt dan een 13km lange afdaling naar Oseja de Sajambre waarbij het wegdek wel vernieuwd is, maar de omgeving gelukkig niet vernield! Alle bochtjes zijn er nog, de weg is nog mooi smal en de schaduw is weldadig.


Langs de weg zijn diepe dalen, en dat is natuurlijk ook de reden dat de weg zo blijft, maar hoelang nog? Zullen ze niet toch een groot viaduct aan gaan leggen, dalen vol storten met puin om de wegaanleg te vergemakkelijken? Laten we hopen dat het verstand een keertje toeslaat in Spanje!
Na Oseja dalen we verder om na zo'n 4 km in de beroemde Desfiladero de los Beyos uit te komen, een 18km lange, woeste en indrukwekkende gorge. Tot aan Cangas de Onis een afdaling over 1200m hoogteverschil. Werkelijk schitterend! De echte Gorge stopt bij Ceneya. In de gorge zelf zijn op diverse plaatsen (bij de bruggen) 'Hostals' en 'Camas' te vinden. Een goed alternatief voor de drukke steden.
In Cangas nemen we onze intrek in hotel Monteverde, een beetje lawaaierig door de werkzaamheden aan de rivierbedding die er vlak naast ligt en die nu verstevigd wordt. Bij vorige hoogwaterstanden was er van alles weggespoeld!
Het is vrij benauwd in Cangas en we proberen later op de middag te achterhalen hoe we bij de meertjes van Covadonga kunnen komen, maar dat is niet eenvoudig, morgen zien we wel verder.



26 augustus, wandeltocht bij de Lagos de Covadonga

lagoercina
Langs het Lago de la Ercina lopen we – zonder een mens tegen te komen – in mist en nevel door een spookachtig landschap.

Na het ontbijt gaan we eens kijken bij de bushalte, en daar staat zomaar een bus klaar die in één keer doorrijdt naar die meertjes! Hoe komen we aan kaartjes? Dat blijkt bij het makelaarskantoor te kunnen dat tevens dienst doet als reisbureau en agent van de busmaatschappij. Gisteren 10 keer langsgelopen, maar niet begrepen dat een makelaar ook buskaartjes kan verkopen.
De chauffeur wil gelukkig op ons wachten!
Tot Covadonga zouden we het nog op de tandem hebben kunnen doen, maar daarna zou het zelfs op onze ATB's een zware klus zijn geworden: 15%-20%, smal én druk, zéér druk! Het is wel een spectaculaire klim met de bus, en bij iedere bocht (er zijn er 1000!) vraag je je af of dát wel goed gaat met die tegenligger!
Het is overigens wel jammer dat ze autoverkeer hier toestaan, ze zouden eens moeten kijken hoe ze dat in bv. het Ordesa Park of in Aigües Tortes hebben geregeld. Geen auto's, maar wel 4-6 bussen per uur voor een prikkie.
Als we boven zijn is er wel zonneschjn maar ook veel nevel, en de bewolking is toch wel stevig aanwezig. We maken niettemin een erg mooie wandeltocht langs de twee meertjes over paden waar geen mens komt en waar het zeer rustig is. Bij de refugio aangekomen trekt het echter volledig dicht en is er geen sprake van enig uitzicht.
We wachten op de bus terug (lopen langs de drukke weg is vreselijk) terwijl we vlak langs een van de meertjes onze lunch gebruiken. Heel bijzonder. 's-Avonds drinken we de drank van de streek: Sidra, een soort appelcider die van een hoogte van één meter (of meer, als je lange armen hebt, je mag het zelf proberen als de ober het een keer heeft voorgedaan) in je glas wordt geschonken.



Cangas de Onis – Poncebos

Kerk in Bulnes
Terug in de Middeleeuwen!

27 augustus – 38 km
Als we Cangas de Onis om 9u uitrijden is het buiten de bebouwde kom nog wat nevelig, maar in Mestas de Con, waar we koffie drinken, is het alweer warm en zonnig.
Vanaf Benia tot aan Ortiguero is het een gestage klim van 230m in 6km, daarna spectaculair dalen naar Carreña en uitzoeven naar Arenas de Cabrales (het stadje van een groot kaasfeest – Cabrales is de lokale blauwaderkaas).
Omdat we nog graag een paar dagen in de Picos willen wandelen, besluiten we naar Poncebos te gaan nadat we in Arenas boodschappen hebben gedaan. We zijn in no-time in Poncebos, dat op een hoogte van 218m ligt, er hoeft niet echt te worden geklommen. We komen terecht in Hostal Poncebos, bij de electriciteitscentrale die een continue zoemtoon laat horen. Aan alles wen je! Het hostal ligt half in de rotsen uitgehakt.
Na een korte opfrispauze besluiten we om naar Bulnes te wandelen. Via een prachtig bergpad (écht alleen maar begaanbaar voor wandelaars en geiten) dat zeer steil klimt (450m in 2 km!), belanden we in het middeleeuwse dorpje dat bestaat uit een vervallen kerkje, 10 huizen, 3 bars/pensions, één openbare WC en nog wat onduidelijke bebouwing. Men leeft hier van de vele trekkers.

Tunnel
De Tunneluitgang bij het geitenpad!

Des te merkwaardiger is het dan dat er een tunnel in aanbouw is die loodrecht door de bergrug is geboord en die Poncebos met Bulnes zal verbinden met een tandradbaan. Ze hopen zo meer toeristen te krijgen! Dat betekent een volledige ontwrichting van het gehucht, want er is maar plaats voor 75 man! Wat gaan ze met die duizenden toeristen doen? Kunnen die hier allemaal naar de éne WC? Volgend jaar is het hier waarschijnlijk een gekkenhuis.
De tunnel is wel klaar, maar nog niet in gebruik, alhoewel dat wel het geval had moeten zijn volgens de Rough Guide. Het is een merkwaardig gezicht (want we weten nog niet dat de tunnelmond die we beneden zagen hier naar toe gaat) om op een hoogte van 600m zomaar opeens een tunneluitgang te zien die op een smal geitenpaadje uitkomt.
Overigens is het wel een spectaculair gezicht om in die tunnelbuis naar beneden te kijken (de verlichting werkt al) en in de diepte de uitgang bij Poncebos te zien.

De "Funicular de Poncebos" is in 2001 officieel in gebruik genomen. Hier een YouTube filmpje!

28 augustus, wandeltocht Sotres – Poncebos

We staan op ons gemak op, het is nog helemaal nevelig en grijs rond de pieken. Er komt sowieso weinig direct zonlicht op de plaats van het hotel omdat het tussen steile rotswanden ligt, de weg is eigenlijk een voortzetting van de Garganta del Cares.
We nemen een taxi naar Sotres om van daaruit door de bergen terug te wandelen als het weer het toelaat. Naarmate we Sotres naderen -een prachtige klim over een fraai weggetje met een hoogteverschil van ruim 800m- wordt de mist steeds dikker, de nevel steeds grijzer en we vrezen dat het vandaag de hele dag binnenzitten wordt! Maar als we eenmaal Sotres binnenrijden klaart het op! Er verschijnt blauw, zon en landschap! We drinken koffie, kopen brood en kaas en beginnen aan de klim van de Collado Pandébano die op 1212m hoogte moet liggen en die vanuit Sotres goed is te zien. De klim gaat over goede paden, karresporen of weggetjes, want hier wordt nog veel aan bebouwing gedaan en alles is goed begaanbaar. De zon is al snel heet, de omgeving overweldigend groen. Rond de collado staan de hellingen vol met varens, we lunchen er wat en genieten van het mooie uitzicht op Sotres.
Op de collado aangekomen zien we dat de andere zijde (naar Bulnes toe) nog in dichte mist ligt, we kunnen ternauwernood het pad onderscheiden dat hier zou moeten lopen en dat in de Rough Guide staat beschreven. Ook op de kaarten staat dit pad aangegeven. We kunnen nog net het traktorpad naar een paar huisjes zien en vragen daar aan de aanwezige boerin of dit het pad naar Bulnes is.

Dat blijkt zo te zijn en we vervolgen over een pad vol droge rode klei en keien naar de volgende twee huisjes die we kunnen zien liggen. Hier wordt het wat onoverzichtelijker, er staan hekken, het pad houdt schijnbaar op, maar je moet de huisjes aan de rechterzijde passeren, om de muurtjes heen. We staan daarna in twijfel, het pad splitst zich hier en de mist is zo dicht dat we echt niets meer kunnen zien. We blijven maar even wachten, eten nog een boterhammetje met kaas en dan voltrekt zich weer zo'n prachtig verschijnsel dat alleen maar in de bergen kan gebeuren: we zien de mist optrekken, contouren van huisjes worden zichtbaar en in minder dan 5 minuten is het stralend weer en is goed te zien wat onze route moet worden!
Wij houden het hoogliggende pad aan, maar ook het andere deel komt uiteindelijk bij de groep huisjes uit waar al duidelijk wordt aangegeven hoe je verder naar Bulnes moet lopen: langs het keienmuurtje, door de brandnetels, over de weide en dan over een bochtig, lang, steil, zeer ruw keienpad naar Bulnes, dat we heel ver in de diepte kunnen zien liggen, of in ieder geval kunnen horen! Af en toe volgt het pad de rivierbedding (of volgt de rivier het pad?), je moet stukken door het water waden, er zitten hekken in, flinke klauterstukken, watervalletjes, maar móói dat het hier is, en stil, en groen, en vochtig en overal bloemen! Stevige wandelschoenen zijn hier wel noodzakelijk en onze fiets/wandelschoenen zijn eigenlijk onvoldoende voor dit soort tochten maar omdat het niet regent, is het net te doen. We zijn om half vier in Bulnes, nemen een uitgebreide pauze en gaan over het bekende pad verder naar Poncebos.



Wandeling van Sotres naar Poncebos

Poncebos – Quintanilla

29 augustus – 64 km
Rond 9.30u rijden we weg en zijn, onder een stralend blauwe lucht met nog wat nevel in de dalen, snel in Arenas waar vandaag het grote, jaarlijkse kaasfeest zal worden gehouden.

Als we wegrijden komt er een fietser aan die vraagt of het mogelijk is om de Gorge de Cares (van Poncebos naar Caín, het stuk dat we eerder met moeite konden lopen) per fiets te doen?!? Hij heeft niet veel bagage, hij ziet er gezond uit, dus we maken hem duidelijk dat hij zijn fiets wel een aantal kilometers zal moeten dragen, maar dat het in principe wel zou moeten kunnen. Hij had via internet van een fietser gehoord die dat gedaan had.

We doen inkopen en nemen dan de fraaie garganta naar Panes met een koffiepauze in Trescares. Een mooie route en het verkeer valt erg mee. Er zijn trouwens veel hostals/hotels onderweg die niet in onze gidsen staan.
We zijn snel in Panes, waar een of ander kanofeest aan de gang is en na het doen van (alweer!) boodschappen stormen we de Desfiladero de la Hermida in: 30-35 km/u licht stijgend! Waar halen we het vandaan?


In La Hermida aangekomen hebben we op 15 km na een complete cirkel om de picos gereden de afgelopen week, en nu gaan we het gebied verlaten.
Eerst een behoorlijk pittige klim (9%-10%) naar Linares die 5 km lang is, daarna dalen, vals plat en weer hele lappen 10%. De zon schijnt, het is 33° en er is geen draad meer droog aan ons lijf! Maar het is prachtig! Groen, bergen, dalen, pieken enz., een heel ander landschap dan de Picos die toch zo dichtbij zijn. De Collado de Hoz ligt op 658m hoogte en van daar volgt een steile afdaling naar Sobrelapeña, waarna we via een kort klimmetje in Quintanilla uitkomen. Hier vinden we in de hospedaje van bar San Miguel een mooi onderkomen met een klein balkonnetje. Er zijn nog een paar andere gasten. De fiets kan in de garage onder de bar.
Quintanilla is een piepklein gehucht: 40 huizen, een winkel en een restaurant/bar. Het is een bijzondere omgeving, 'Wales'-achtig, kleine groene heuvels met op de achtergrond weer wél de echte bergen, en overal keien en rotsen op de gerimpelde, geplooide grashellingen.



Quintanilla – Reinosa

30 augustus – 72 km
Er hangt nog wat lichte bewolking als we wegrijden, maar de zon breekt er al wel doorheen als we om 9.40u wegrijden. De klim naar de collado (Hozalado ?? o.i.d en 560m hoog) is 5km lang en behoorlijk zwaar (8%-10%). Nergens zwakt het even af, behalve in de haarspeldbochtjes. We hebben wel steeds een mooi gezicht op het dal beneden ons dat snel in de diepte verdwijnt. De weg is slecht. In goed 50 minuten zijn we boven (een beetje wielrenner doet in diezelfde tijd de Alpe d'Huez!) en hebben een prachtig gezicht op alle cols die ons vandaag nog meer te wachten staan, alleen weten we dat nu nog niet, maar dat blijkt later op de dag als we terugblikken op deze col vanaf de andere kant! →


We dalen nu over een slechte weg naar Puentenansa op 180m hoogte, drinken daar koffie en koersen dan op Carmona aan door een groene vallei met veel muurtjes die de kleine percelen markeren. Dat duidt op oeroude bewoning.
Na Carmona volgt een klim van 8 km naar de Collado de Carmona op 611m hoogte. Een mooie klim, in het begin in de schaduw, maar het tweede deel (na het mirador op Carmona) vrij heet, hoewel de zon inmiddels wat vaker achter de wolken verdwijnt. Op de Collado zelf hebben we weer een prachtig gezicht op het gebied waar we net doorheen zijn gekomen met heel in de verte de col waar we vanmorgen deze kant opkeken. ↓←


Lekke Band
"Bicycle Repair Man"

Dan dalen we af naar Valle de Cabuérniga, een mooie lange afdaling over een goede weg. Middenin deze afdaling is een mooi uitkijkpunt, ik knijp even stevig in de remmen, maar dat is net iets teveel voor onze arme achter-binnenband.
De velgen waren al heet, worden nog heter, de binnenband gaat schuiven, scheurt en loopt met een flinke sis leeg! De eerste (en enige) pech deze vakantie is een feit. Gelukkig staat er op het uitzichtpunt een mooie boom die schaduw geeft en is het vervangen van de achterband een klus die snel geklaard is. Ik stel tevens vast dat ook de buitenband flink is versleten (na bijna 2500 km) en dat is ook wel logisch, want op een tandem heeft de achterband het zwaar te verduren! Volgend jaar alles nieuw monteren, en daarna misschien het jaar dáárop de voor- en achterband wisselen?
We dalen nu wat rustiger af, gebruiken de sleeprem vaker (hoeveel hitte kan zo'n ding eigenlijk verdragen vraag ik me af) en laten in het dorpje bij een garage de band nog wat verder oppompen zodat we het laatste gedeelte (het is inmiddels 16.00u!), een klim van 1000m naar de Puerto de Palombera, met optimale banden kunnen doen. Het gedeelte tot aan El Tojo is niet echt klimmen, maar daarna rest 20km van zo'n 5%-6%. Het is een lang stuk, we zijn al een tijd onderweg, maar de mogelijke hostals die we passeerden waren niet aantrekkelijk om te blijven en we willen eigenlijk nog wel verder komen.

De – slechte – weg voert door prachtige bossen met veel schaduw en we fietsen er heerlijk met de nodige rust- en eetpauzes. Op een hoogte van 1000m verlaat je de bossen en wordt het opener, rotsachtiger en minder steil! Als de zon schijnt is het hier erg heet, nu hangt er veel nevel en is het zelfs wat fris met zo'n 15°.

Om 19.20 zijn we op de Puerto, een kale rotsige open vlakte die niet uitnodigt tot een lang verblijf. We dalen snel het dal in waar de oorsprong van de Ebro ligt. Heel opvallend is dat deze (zuidzijde) van de col buitengewoon droog, kaal en armetierig is terwijl de noordzijde zo'n oase van groen en water is! Het laatste gedeelte naar Reinosa gaat over een beroerde weg, maar we zijn er in een halfuurtje.
Reinosa is een rotstadje, hotels zijn niet te vinden, maar uiteindelijk belanden we in Villa Rosa in een straatje vlakbij het station. Het is eigenlijk meer een zeer chique Bed & Breakfast op z'n Amerikaans. Er wordt speciaal voor ons nog een kamer ingericht die eigenlijk nog niet klaar is. Erg aardige eigenaar! De fiets kan in de garage.



Reinosa – Villarcayo

31 augustus – 66 km
Na de zware dag van gisteren komen we vandaag maar moeizaam op gang. Ontbijt, boodschappen doen en we rijden om 11.00u pas weg! We kopen nog een nieuwe binnenband (bij 'Mundo Bici', ons door de hoteleigenaar gewezen) en rijden richting Arroyo aan het Embalse del Ebro. Hier moeten kiezen: Villarcayo of Polientes. Met name de route naar Polientes voert voor een deel langs de prachtig slingerende Ebro, maar een verblijf aldaar is uiterst onzeker, dus kiezen we voor verder langs het meer rijden in de richting van Villarcayo. De omgeving is armoedig en kaal en de weg is exact tot aan de provinciegrens met Castilla y Leon uitermate beroerd! Cantabria is te arm om het wegennet goed te onderhouden is onze conclusie, want we troffen er alleen maar slechte wegen aan! De weg is nu beter, de omgeving blijft tot aan Soncillo saai en nietszeggend en pas daar begint een mooie klim naar een col voorbij Argomedo, om dan sterk het dal in te dalen van de Rio Neta.

Tandem
Het uitzicht van de stoker!

Het landschap verandert hier ook weer op slag, met veel groen en vooral veel prachtige steile, maar niet erg hoge rotsformaties die allemaal heel karakteristiek één kant ophellen. Tot aan Cigüenza rijd je door een prachtige cañon, de weg daalt met de rivier mee en het landschap is indrukwekkend. Bij Puentedey is een natuurlijke rotsbrug over de rivier, waar bóvenop weer het stadje is gebouwd. Vlak voor Cigüenza staat een hele serie -moderne- windmolens in het gelid. Een grappig gezicht. Hier is ook de kloof ten einde en fietsen we over een liniaal naar Villarcayo waar we in Hotel Plati snel een kamer vinden. De fiets kan achter het hotel in de werk/bergplaats. Overigens is het opvallend dat het inmiddels bijna overal rustig aan het worden is nu de Spanjaarden zelf weer aan het werk zijn. In de hotels zijn we vaak de enige gasten! In Vilarcayo is een prachtig groot groen park met veel platanen, groen gras en voorzieningen bij de rivier gemaakt. Een mooie oase!



Villarcayo – Villasana de Mena

1 september – 78 km
Geheel onbewolkt en strak blauw als we wegrijden naar Medina de Pomar. We hebben nog een vest tegen de frisheid aan en zijn in notime in Medina, een mooi stadje met een heel oud centrum. We drinken er koffie en rijden daarna in de richting van La Cerca. Een prachtige route door laag heuvelland vol met groen, graan en bloemen. Soms wat rotswanden, wat slaperige dorpjes en veel rust en stilte. Na La Cerca volgt Villamor en daar nemen we de afslag naar Oteo, en dit weggetje mag de titel 'mooiste en rustigste fietsroute van Spanje' met trots voeren, ongelooflijk dat zoiets bestaat! Ongehoord stil en zo mooi in het landschap liggend. Af en toe een beetje klimmen, mooie afdalingen en prettig om te fietsen. Een aanrader!
Na Oteo een stevige en korte afdaling de vallei in en dan over een licht dalende weg naar Quincoces de Yuso. Een droog en dor landschap dat aan westerns doet denken. De weg is zeer, zeer slecht (tot aan de kruising met de weg naar Bilbao ), maar dat hebben ze zelf ook in de gaten, want het materiaal om er wat aan te gaan doen ligt al klaar en alles wijst op werkzaamheden in de komende maanden.
In Quincoces -dat een typisch '2e huis' plaatsje is- houden we een lange pauze voor de lunch, ontmoeten er een Zwitser op de fiets die op weg is van Burgos naar Bilbao, en we bellen met OAD Cycletours om te horen of er nog wijzigingen zijn in de vertrektjden. In het verleden was het wel eens lastig om een telefoon te vinden voor dat soort dingen, met een gsm is dat probleem ook opgelost.


We vertrekken voor het laatste deel van de etappe van vandaag. Na de viersprong is de weg van uitstekende kwaliteit, maar ook breed en daardoor schaduwloos en dus heet in de zon (altijd wat hè, die Hollanders). De weg klimt licht naar een mirador op het dal van Encima Angulo, een spectaculair uitzicht! Op dit punt is ook een tunnel gemaakt (zonder verlichting) die sterk daalt. Gelukkig is de oude weg nog begaanbaar (een bord geeft aan: doodlopende weg, maar dat geldt voor auto's) en dat is maar goed ook, want we hebben nu de weg helemaal alleen en hebben een fenomenaal uitzicht op het dal. De weg is van matige kwaliteit en wordt waarschijnlijk niet meer onderhouden, er liggen al veel neergestorte rotsblokken op, dus over twee jaar moet je waarschijnlijk die tunnel door! Het stuk is een goede kilometer lang en komt dan weer bij de andere kant van de tunnel uit. Er moet in totaal 400m worden gedaald (vanaf de tunnel tot aan de splitsing met de BU554) en dat gaat met reusachtige snelheid én is erg mooi. De prachtige bergrug van de Montes la Peña (aan onze linkerzijde) is heel fraai te zien en doet sterk aan het Ordesa Park denken. Ook de andere zijde ( Sierra Selvada ) is indrukwekkend.
Vanaf de splitsing gaan wij richting Villasana de Mena, we fietsen één kilometer in Baskenland en zijn dan weer in Burgos voor de overige 6km van de pittige klim met zo'n 300m hoogteverschil. De zon staat volop te branden, de rotswanden zijn gloeiend heet, het is 35° en het is windstil! Een zwaar traject waar we heel wat vocht nodig hebben. Na de col volgt een daling van 250m in 6 kilometer en dan zijn we in Villasana waar even buiten het dorp – in de richting Villanueva de Mena – een rustig hotel meer dan genoeg plaats heeft!



Villasana de Mena – Ramales

oudemuurtjes
Terugblik tijdens de klim naar de Portillo de la Sia.

2 september – 74 km
Geheel onbewolkt is het als we wegrijden om 10 uur en het is ook al 25°! De Montes de Peña aan de zuidzijde en de Montes de Ordunte aan de noordzijde, vormen een grote kom op de bodem waarvan Villasana ligt. Daar moeten we dus weer uitklimmen, en de klim naar de Puerto El Cabrio op 740m van 16km lang kent een paar dalingen, maar is ongewoon zwaar om twee redenen: lange rechte stukken (maar wel omhoog) en veel verkeer. Bovendien is het dus heet. Na één uur en drie kwartier is het karwei geklaard en bevinden wij ons op een soort hoogvlakte die tot aan Espinosa reikt. De weg naar Espinosa is weer erg slecht maar voert door een prachtig en rustig gebied (wie wil er ook over zo'n rotweg rijden?) met veel van die mooie muurtjes om de landbouwpercelen. Allemaal heel kleinschalig. Na de aansluiting met de hoofdweg wordt de kwaliteit van de weg ook weer beter.


We doen inkopen in Espinosa en houden er een korte lunch in het parkje. Na Espinosa rijden we de vallei in die naar een driesprong voert waar we kunnen kiezen uit drie cols:

  1. Puerto de Las Estacas de Trueba
  2. Puerto de Lunada
  3. Portillo de la Sia

alledrie rond de 1200m hoog. Wij kiezen voor de Portillo de la Sia, vanaf de splitsing nog 7km klimwerk dat er niet om liegt. Hij begint heel mooi met veel windingen, veel schaduw, veel stilte en erg mooi liggend in het landschap, maar het stijgingspercentage wisselt voortdurend van 8% tot 11% en soms een stukje 15%, en dat is op den duur wel slopend; we sleuren onszelf naar boven waar we om 15.20u aankomen. Het uitzicht naar beide zijden is fenomenaal en ook heel verschillend: we komen uit een glooiende vallei en kijken nu in een woeste en ruwe vallei.

Was de weg in de klim goed begaanbaar, in de afdaling ligt veel gruis en is het wegdek matig tot slecht met zeer steile stukken waarop de remmen het hard te verduren hebben. Een groep fietsers die we tegenkomen, op weg naar boven, moet echt afzien!
Wij moeten nog even de Col de Asón nemen alvorens de weg het ravijn van de Desfiladero de Asón in dondert en wij donderen op onze tandem voorzichtig mee! Het is een heel spectaculair gedeelte met prachtige kijkjes in diepe dalen en kloven en een weg die mooi langs de rotswanden is aangelegd.
In Arredondo (op 160m hoogte) is geen verblijfplaats en we bellen naar Ramales om te zien of daar nog wat is. Geen probleem, en dus zitten we 40 minuten later in ons hotel voor die nacht: Hostal Asón. De fiets kan in de eetzaal naast de bar. We zijn allebei doodop!



Ramales – Santander

3 september – 65 km
We staan vroeg op en rijden om 9.10u weg. Om even voor tienen zijn we weer in Arredondo (we rijden de weg -die licht klimt in de richting van Arredondo – nu 10 minuten langzamer dan gisteren dalend), drinken daar koffie en gaan dan aan de laatste klim van deze vakantie beginnen: de Puerto de Alisas van 674m hoogte. Het is een rustige klim over een mooie weg met schaduw van de bomen, maar ook in de open stukken hebben we schaduw omdat er vrij veel bewolking is. We hebben wel een mooi gezicht op het dal waarin Liérganes ligt. De weg is weer van slechte kwaliteit en blijft dat tot aan La Cavada waar wordt gesleuteld en gebouwd. In het gedeelte tot aan Solares neemt het verkeer toe en vanaf daar zijn de volgende 20 kilometer een absolute ramp om te fietsen: vrachtwagens, bussen, auto's, motoren, alles raast voorbij en veroorzaakt stank en herrie. We rijden via Heras, San Salvador, Astillero en Maliaño. Daar komt het verkeer van de snelweg erbij dat naar Santander wil. In die stad aangekomen besluiten we maar een stukje te lopen omdat manoeuvreren in deze heksenketel niet leuk is.


Uiteraard hadden we onze route zo kunnen kiezen dat we met een veel grotere boog om Santander zouden zijn heen gereden via bv. de kuststreek ten noorden van de zeer drukke E-70. Nu was dat gezien de plaats waar we vandaan kwamen niet goed mogelijk, en je gaat niet op het laatste moment, als je al moe bent, nog eens tientallen kilometers omrijden. De opstapplaats zelf is niet ongunstig gelegen zo vlak bij het strand, de route ernaar toe moet goed worden gekozen.
Op de Avenida Reina Victoria gaat het weer en fietsen we snel naar een hotel in de buurt van de opstapplaats van de bus (El Sardinero) waar we in hotel Colon terechtkomen: Nooit meer doen! Het blijkt een aftands zooitje, het licht valt regelmatig uit en we hebben mieren en andere beestjes in bed, maar dat merken we pas als we al een tijdje liggen te slapen en ons afvragen waar dat gekriebel vandaan komt! We zijn er een tijdje mee bezig om schoonmaak te houden, en we weten dat we onszelf morgen de hele dag aan het strand moeten vermaken, dus de zee zal ons wel weer schoonmaken! Nou ja, vroeger toen we nog met de tent erop uittrokken hadden we ook wel eens ongenode gasten!


4 september – Rust- en vertrekdag
We brengen zowat de hele dag op het strand door in de schaduw van een mooie grote rots en nemen regelmatig een heerlijke duik in de mooie golven (er wordt hier veel 'gesurfd'). Later maken we nog een prachtige wandeling naar de vuurtoren over een prachtig pad dat helemaal langs de kust loopt. Zeer de moeite waard en ook een idee als je een mooi plekje in een van de vele baaitjes of inhammetjes zoekt. We douchen ons op het strand, zoeken een restaurant maar zien dan dat de fietsbus al open klaar staat! Ik ga eens informeren en het blijkt dat wij de enige instappers in Santander zijn!

De stoelen zijn al omgebouwd tot bedjes. 'Of we niet al gelijk weg willen' vragen de chauffeurs? Maar al te graag, anders zijn we zo vreselijk laat bij het volgende opstappunt (Hendaye) en op deze manier krijgen we nog wat nachtrust. Het is een leuke tocht, we eten in de bus onze voorraad op en kunnen terugkijken op een zeer indrukwekkende tocht naar en door de Picos de Europa.
Maar ook de driehoek tussen Logroño – Burgos – El Burgo de Osma, de Sierra de la Demanda en de Sierra de Urbión, is een fantastisch fietsgebied waar nog veel meer te verkennen valt.


Laatste versie: 8 november 2024

Built with BBedit Terug naar de Indexpagina
Marc Zoutendijk – © 1993-2093
Hier is een mailformulier
powermacosx