In de zomer van 2004 hebben we een prachtige tocht gemaakt van Wenen naar Nice waarbij we door Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland, Italië en Frankrijk zijn gekomen. We reden eerst een deel langs de Donau, daarna via de Salzkammergut naar Berchtesgaden en de Duitse meren in Beieren. Dan over de Achenpas en Fernpas naar de Tiroler alpen. Het hoogtepunt was de klim over de Stelvio (waar we op de top in een hotel hebben geslapen) waarna we via de meren in het noorden van Italië naar de Franse Alpen reden waar we langs de Mont-Blanc naar het hoogste punt van deze tocht reden: de Col de L'Iseran. Vervolgens opnieuw naar Italië en tenslotte via Briançon naar Nice over de Col d'Allos en door de Gorge du Verdon. Heen – en terugreis deden we met de fietsslaapbus.
Deze vakantie hebben we voor het eerst ook een deel van het traject gebruik gemaakt van de trein om een gevaarlijk en onfietsbaar deel van de route te overbruggen: de Aostavallei in de richting van de Mont-Blanc.
In totaal hebben we 2000 kilometer gefietst en 150 kilometer met de trein gedaan. We hebben 34.000 hoogtemeters onder de trappers zitten. We hebben 28 fietsdagen gebruikt en zijn van 16 augustus tot 15 september onderweg geweest.
Het weer is vrijwel steeds erg mooi geweest, met maar één dag waarop we vanwege de regen niet hebben gefietst. Oostenrijk en Duitsland zijn ons zeer goed bevallen en fietsvoorzieningen en verblijfplaatsen zijn uitstekend en maken het fietsen zeer plezierig. Tirol is prachtig en de Alpen blijven een indrukwekkend gebergte.
Het gebied ten noorden van de Italiaanse meren (Como, Lugano, Maggiore) is zeer dichtbevolkt, zeer druk en onplezierig om doorheen te rijden. Het landschap is mooi, de omstandigheden met niet aflatend autoverkeer op alle wegen en weinig ruimte voor de fietser maken dit tot een rampgebied. Wij hebben dit deel uit ons fietswoordenboek geschrapt.
Over het algemeen is de drukte ons sowieso erg tegengevallen, ook in de Franse Alpen is er geen moment geweest van de rust die we in 1995 hadden of van de rust in de Pyreneeën die er nu nog heerst. Ook Spanje heeft ook nog heel erg veel rust en mooie natuur te bieden. Wat dat betreft is duidelijk geworden dat het autogebruik in dit deel van Europa schrikbarend is toegenomen.
[ Opmerking 2017:
We rijden pas sinds 2011 met een Garmin GPSmap om onze routes te bepalen en vast te leggen, en dat verklaart de enorme stapel kaarten die we destdijds bij vertrek al bij ons hadden en die gaande de reis nog eens werd aangevuld...
De routekaarten op ridewithgps die ik in 2017 heb toegevoegd aan dit verhaal zijn gebaseerd op mijn aantekeningen van destijds. Wegen, routes en fietsvoorzieningen zijn in de afgelopen 13 jaren behoorlijk veranderd, dus er kunnen afwijkingen zijn tussen de kaarten en de beschrijving.]
16 augustus
We fietsen van huis uit naar Eindhoven waar we de fietsbus moeten halen. Het is in de loop van de dag mooi weer geworden en zo kunnen we de fiets al een beetje inrijden. We hebben dit jaar nog niet veel gefietst, alleen Jonne heeft regelmatig de fiets naar haar werk genomen (22 km) en ik haalde haar dan weer op met de fiets.
In de fietsbus zijn nog 3 andere passagiers! Die zullen doorgaan naar Boedapest en van daaruit terugfietsen naar Nederland. De bedden zijn al omgebouwd en om 22.00u liggen we heerlijk te slapen.
17 augustus, 68 km.
De bus is al om 9u in Wenen, we zijn 3 uur vóór op schema! De bus heeft zijn stopplaats even buiten het centrum. Na de fiets te hebben opgetuigd en afscheid te hebben genomen van de anderen, rijden we eerst naar het centrum van Wenen. Er liggen goede fietspaden, we passeren de Donau en gaan naar de St. Jozefsdom. Daarbij komen we langs het grote reuzenrad bij het Prater (bekend door Orson Welles' 'The Third Man'). Als we genoeg van Wenen hebben geproefd gaan we op zoek naar het Donaufietspad waarlangs we de komende dagen in de richting van Linz zullen rijden. Het fietspad is goed aangegeven en we rijden langs het kanaal de stad uit. We gebruiken de gids van Bikeline: Donaufietspad van Passau naar Wenen.
Door een verbouwing op de linkeroever wordt de route tijdelijk over de andere oever gereden. Na Klosterneuburg wordt de route mooi stil en vrijliggend van overig verkeer. Mooi schaduwrijk en de wind hebben we ook mee. Dat is uitzonderlijk, want de gidsen raden aan om de andere richting uit te rijden wegens de overheersende windrichting uit het westen. Dat zal de komende dagen ook inderdaad het geval blijken te zijn. De wind waait vandaag steeds sterker en de temperatuur loopt op tot 31°! Langs de oever is het heerlijk en er rijden veel fietsers op deze route. We zijn rond 14u in Tulln waar we bij de VVV wat informatie ophalen, in het dorp een ijsje eten en dan nog een stukje verder doorgaan naar Zwentendorf waar we om 16u aankomen en na wat rondrijden een mooie kamer vinden bij Berta Zelenka voor €19 pp. De fiets gaat in de garage onder het huis. Het is de hele dag stralend weer geweest en we eten 's-avonds met uitzicht op de Donau. Daarna maken we een wandeling langs de rivier, het is nog lekker warm.
18 augustus, 99 km.
We staan vroeg op, de zon staat al weer flink te stralen en dat blijft zo tot we 's-avonds om 19u bij 28° in Ybbs aan de Donau op een terras zitten te eten. Overdag wordt het 32°. Aan het ontbijt ontmoeten we de andere gasten, een jong stel dat van Passau naar Wenen fietst en een ouder echtpaar dat hier aan het wandelen is. Als we om 8.40u wegrijden is het 21°. We rijden eerst een stuk over de zuidoever en passeren daarbij de enige kerncentrale die ooit in Oostenrijk is gebouwd, maar nooit in gebruik is genomen na heftige (en doeltreffende) akties van de milieubeweging. Het is erg rustig op het pad, en we komen vrijwel niemand tegen.
Bij Altenwört steken we bij de sluizen de Donau over en rijden dan over de noordoever naar Krems, een wat groter plaatsje, maar de route voert vrijwel steeds over fietspaden. Er zijn overigens vrij veel waterkrachtcentrales in de Donau, waarbij iedere keer een verval van een meter of 10 wordt overbrugd. Wij passeren op het traject dat wij rijden 5 keer een sluizenstelsel cq. waterkrachtcentrale. Na Krems gaan we de Wachau in. Hier bestaan de oevers uit heuvels vol wijngaarden, de fietsroute blijft echter vrij dicht bij de rivier zodat er nauwelijks geklommen moet worden. Alleen bij Dürnstein zit een stevige heuvel (vooral vanaf de andere kant gezien, we zien vrijwel iedereen er tegenop lopen!), en daar houden we even pauze met mooi uitzicht over de rivier.
Er is inmiddels veel verkeer: fietsers op het pad die ons tegemoet rijden en veel auto's op de weg waar we langsrijden. We kunnen echter goed doorrijden, waarbij het erg leuk is dat de route steeds door de stillere gedeelten van de kleine dorpjes voert die we passeren. Het autoverkeer wordt er netjes omheen geleid en wij rijden in de rust. De hele Donau fietsroute is overigens goed gemarkeerd en het volgen van de bordjes met aanwijzingen gaat vlekkeloos.
De fietsgids is echter wel handig om de alternatieven te zien en te volgen. Bovendien wordt er veel informatie over de streek in gegeven. In Aggsbach Markt (een mogelijke halteplaats) besluiten we om toch nog maar verder te gaan, we zien wel waar we uitkomen. Het is ons inmiddels duidelijk dat het geen enkel probleem is om hier kamers te vinden. Vrijwel overal staan "zimmer frei" bordjes. Bij Emmersdorf wisselen we weer van oever en gaan dan via Melk en Pöchlarn over een mooi vrijliggend fietspad naar Ybbs aan de Donau. In dit laatste deel is het overigens flink warm geworden en rusten we vaker om te eten en te drinken maar om 15.40 komen we aan bij het huis van de familie Brunner, vrijwel in het begin van het dorp, vlakbij de rivier. Het is goedkoop: €15 pp. Fiets in de ruimte onder het huis. Ybbs is een mooi plaatsje met fraaie gevels aan de huizen. We eten met prachtig uitzicht op de Donau in een café aan de kade. Er zijn nogal eens overstromingen hier en bij een van de huizen zijn markeringen aangebracht met de hoogste waterstanden. In 2002 nog stond het water hier 2 meter boven de kade! Het hele centrum was toen ondergelopen en van het huis waar we onze kamer hebben, stond toen ook de hele benedenverdieping blank.
19 augustus, 111 km.
We staan vroeg op, eten een heerlijk ontbijt met vers gebakken brood en rijden om 8u weg bij een temperatuur van 19°, we doen eerst nog even boodschappen voor we over de kade het dorp verlaten. We passeren de mooie fietsentoren die bij het fietsmuseum staat opgesteld, maar het museum is echter nog niet open en wij rijden over de zuidoever in de richting van Tiefenbach. Het fietspad ligt mooi beschut en dat is bij de vrij stevige tegenwind wel prettig. Bovendien staat de zon genadeloos te schijnen en wordt het alweer snel warm. We hebben steeds een mooi gezicht op de rivier waarop ook nog toeristenboten rondvaren, alhoewel daar niet veel passagiers meer op zitten. We zien er ook wel eens fietsen op staan, dus dat is ook nog een mogelijkheid om op een gegeven moment een deel van de route af te leggen. Wij steken bij Tiefenbach de rivier weer over, blijven de rivier volgen om dan een afslag landinwaarts te maken waarbij we door een mooi, glooiend boerenlandschap naar Mettensdorf rijden voor we weer terugkeren bij de rivier, waarna we een lang stuk over de oever rijden. Het is inmiddels weer drukker geworden en er wordt veel gefietst! Bij Au is een groot recreatiegebied waar we een tijdje zitten te genieten van het uitzicht op de rivier en het heerlijke weer terwijl we onze lunch wegwerken. We ontmoeten hier ook een tandem-echtpaar uit Zwitserland. Zij zijn met de trein gekomen en rijden nu een soort lus langs de oevers. Wij rijden door naar Mauthausen waar we het pontje over de Donau nemen waarna we langs de prachtige oever en over een mooie bosweg naar Enghagen en Kronau rijden waar de splitsing in het Donaufietspad voor ons het einde is voor het deel langs de Donau. We hebben 237 km langs de oevers gereden. Het is inmiddels 32° geworden als wij over de Brucknerradweg naar Markt St. Florian rijden, het plaatsje waar de componist Bruckner begraven is. We rijden vanaf nu vaker over wegen die we moeten delen met de autorijders en dan valt op dat er in Oostenrijk zeer snel wordt gereden, dat is wel even opletten, want er is soms niet veel ruimte op de smalle wegen.
Gelukkig treffen we ook nog vrijliggende fietspaden aan. In St. Florian pauzeren we even, het is – nu we niet meer langs het water fietsen – erg heet en een flink ijsje brengt de nodige afkoeling (er zijn hier overal heerlijke, Italiaanse, ijssalons). Van het deel dat we nu moeten rijden hebben we geen kaart, dus we moeten even zoeken en vragen hoe we in Ansfelden moeten komen. Dat gaat via de eerste stevige klim van deze vakantie, door een mooi bos en we kunnen daarna met een 16% afdaling naar Haid en Traun toedenderen. Daar vinden we het erg mooie fietspad langs de Traun (dat al in Linz begint) dat ons naar Wels voert. Het is nu weer erg stil onderweg en op de dichtbegroeide oever is het heerlijk fietsen.
In Wels zoeken we een uur naar een geschikt onderkomen, de hotels liggen allemaal vrij ongunstig en Wels is bovendien een veel grotere en drukkere plaats dan we ons gerealiseerd hadden. We komen uiteindelijk terecht in Gasthof Kaiserkrone, tegenover het station. Het is daardoor wel een drukke omgeving met veel verkeer. Het eten – op de binnenplaats achter het hotel – is daarentegen erg lekker! Onze fiets staat ook op die binnenplaats.
20 augustus, 57 km.
Het is grijzig weer als we opstaan en bij het vertrek om 8u valt de eerste regen, niet hard, het is meer drizzel. We moeten even zoeken naar de juiste weg, er moet een fietspad langs de rivier lopen, maar dat weten we niet te vinden en er zijn ook geen bordjes. We volgen daarom maar de weg langs de rivier en komen bij een prachtig bos uit met een erg mooi pad dat eigenlijk alleen voor wandelaars is, maar dat gebruiken we toch maar en rijden op die manier lekker droog onder een dicht bladerdak. Tenslotte belanden we op de verharde weg en daar staan ook de bordjes die ons de juiste weg wijzen. Op de kaart die we nu gebruiken staan veel fietsroutes ingetekend, maar die volgen vaak wel de normale wegen, het gaat dus niet om speciale fietspaden. Daar verkeken we ons wel eens op. Het is een mooi, landschappelijk gebied met veel boerderijen, open land en bossen en er valt – zelfs in de lichte regen – mooi te fietsen. We belanden in Edt bij Lambach voor een kop koffie en daar bezoekt Jonne een arts, ze blijkt een flinke blaasontsteking te hebben!
Ze krijgt antibiotica en heeft er nog een paar dagen last van. In Lambach weten we weer een mooi fietspad langs de rivier te vinden dat door een groen en vochtig gebied voert met kleine plassen, poelen en moerassen. Het pad voert helaas (of hebben we een afslag gemist?) weer terug naar de hoofdweg en die volgen we dan maar. Het regent af en toe. De weg is op een gegeven moment geblokkeerd ivm. wegwerkzaamheden, maar bij de afslag naar Kaufing worden we door een behulpzame automobilist weer op het juiste spoor gebracht om de weg naar Gmunden (aan de Traunsee) te vinden en we rijden via Rüstorf, Desselbrun en Aurachkirchen naar Gmunden en Altmünster. Let erop dat je bij het naderen van de Traunsee de afslag naar Pinsdorf blijft volgen, anders kom je op de zeer drukke hoofdweg. Als we Gmunden binnenrijden is de regen gestopt en als we bij de VVV staan gaat zelfs de zon schijnen, niet lang, maar het blijft droog en we vinden in hotel Rittertal een leuke kamer (met balkon) op de hoogste verdieping met fraai uitzicht op het meer omringd door hoge bergen. We doen boodschappen en eten later bij het Altmünsterhof een heerlijke maaltijd. De fiets kan in de bergruimte achter het hotel.
21 augustus, 68 km.
We staan vandaag later op omdat het weer niet erg best lijkt te worden en dat komt uit: als we om 10:15u vertrekken regent en stortregent het tegelijk! Het is 15°. Vanuit Altmünster kun je via de klim over de Grossalm (829m) snel bij de Attersee komen, maar onder deze omstandigheden is dat geen aantrekkelijke tocht, daarom gaan we via een andere route die ons eerst naar Ebensee voert. Langs het meer loopt de Salzkammergut Radweg en die gaan we maar volgen, maar het komt erop neer dat je meestal gewoon op de stoep moet rijden, een vrij smalle stoep op sommige plaatsen, waardoor een fiets met bagage er niet comfortabel op rijdt. We blijven een keer flink in de struiken haken en kunnen ternauwernood voorkomen dat we op de straat vallen! (We wegen met alles erop en eraan 180 kg!)
Bij Traunkirchen hebben we een paar stukken waarbij we om de tunnels in de hoofdweg heenrijden en daar is het lekker rustig. Het verkeer op de hoofdweg raast onophoudelijk door, de regen houdt standvastig aan! Bij Ebensee slaan we af naar Langwies, de route langs de rivier de Traun. Soms een stukje door mooi bos, vaker op een fietspad langs de hoofdweg. De regen klettert vrolijk door en wij karren vrolijk door tot we bij de afslag (weg 153) naar de Attersee aankomen waar we een flinke lunchpauze in een bushuisje inlassen. Ook kunnen we daar een beetje opdrogen en de regenkleding laten uitdampen, want het volgende stuk komt het eerste stuk serieus klimwerk van deze tocht eraan en daar kunnen we dan meteen ervaren of het nieuwe lichtere verzet op deze fiets zin heeft.
Tot nu toe was 28 x 30 ons lichtste verzet (28 vóór wel te verstaan!), maar op onze vorige grote tocht in de Pyreneeën in 2003 merkten we dat – vooral bij de steilere óf de langere beklimmingen – het ons zwaarder begon te vallen en dus heb ik een 34 gemonteerd. Het lijkt niks, 4 tandjes verschil, maar het bleek enorm te schelen en deze hele vakantie konden we de ook de zwaardere stukken lekker door trappen. Overigens heeft de vele regen tot gevolg dat mijn fietscomputer het slecht – of niet – doet. Hij maakt geen contact meer. Droogwrijven van de contacten geeft verbetering, maar het water weet toch weer tussen teller en houder te dringen met opnieuw uitval tot gevolg.
Als we voldoende uitgerust zijn en de buik weer volgegeten hebben, gaan de regenpakken weer aan en beginnen we aan een mooi deel van deze etappe. Het is erg rustig op deze weg die door een bosrijke omgeving gaat en zelfs in de regen en met het klimmen erbij is het een ontspannende tocht. Het gedeelte dat we moeten klimmen is zo'n 5 km lang en varieert tussen de 7% – 10%. Dan gaan we over de mooie, regelmatige en licht dalende weg naar Weissenbach Am Attersee. Daarbij kunnen we flink opschieten en zijn we snel bij het meer.
De regen gaat nu minderen en langs de oever van het meer loopt een prettig fietsbaar weggetje naar Unterach waar zowaar de regen stopt, de zon gaat schijnen en wij koffie met gebak kunnen nemen! We doen ook alvast wat inkopen, want we moeten nu naar een onderkomen gaan zoeken. In zomerkleren fietsen we nu naar Au en daar blijkt dat de weg naar Schärfing (we willen door naar St. Gilgen) geblokkeerd is en gesloten voor alle verkeer. Bij de brandweer gaan we nog even informeren, ze bellen voor ons op, maar het is niet mogelijk er langs te komen. De rotswanden zijn ivm. verbetering van de weg naar beneden gehaald en dat puin blokkeert alles. Ook goed, dan gaan we dus naar Mondsee, opnieuw een mooie route langs het meer. Bij Seehof loopt zelfs een prachtig weggetje over de landpunt heen en de klim waarmee dat weggetje begint is 18%! We halen het!
Als we uit alle macht trappend en zwoegend over dat weggetje naar boven ploeteren, komt er een wandelaarster langs lopen die ons vraagt of de weg rondom het meer begaanbaar is. Alsof wij dat kunnen weten! Ze denkt zeker dat wij hier wonen.
Bij het naderen van Mondsee wordt het een stuk drukker, maar wij kunnen gelukkig over het fietspad op de stoep verder rijden. In Mondsee gaan we langs bij de VVV en komen dan – na wat zoeken en heen en weer rijden – terecht bij Pension Meingast waar we een enorm appartement hebben: Slaapkamer, woonkamer, zitkamer, keuken en badkamer. We hebben zelfs uitzicht op de kathedraal die in de film de "Sound of Music" een rol heeft gespeeld. Fiets staat in de paardenstal. We gaan pizza's halen en eten die "thuis" lekker op. Het is inmiddels weer bakken gaan regenen.
22 augustus, 52 km.
Rond 7.30u staan we op en gebruiken een heerlijk ontbijt. Het ziet er grijs en blauw uit met een neiging tot opklaren, en opklaren doet het! Als we om 10.15u wegrijden moeten de broekspijpen al na 2 km worden afgeritst en de truien en vesten worden omgeruild voor bodywarmers. De zon laat zich al snel veel zien en het wordt 18°-22°. Er blijven mooiweer-wolken hangen. We rijden eerst naar Thalgau (parallel aan de A1) over een rustige weg, klimmend en dalend en dan via Unterdorf en Holzleiten naar de verbindingsweg tussen de A1 en de 158. Tot aan Thalgau hebben we een stevige tegenwind. De verbindingsweg klimt 2 kilometer à 8%-9% en het wordt in de zon inmiddels al heet. De weg is vrij druk. Op de 158 dalen we naar Gitzen en nemen even verderop de afslag naar Ebenau, waar de weg weer het domein van de fietser wordt: diepe bossen, stilte en dalen tot aan Ebenau waar we koffie en apfelstrudel nemen als lunch! ↓
We dalen dan verder naar de Wiestalstausee – soms over een stukje fietspad – en gaan dan langs de prachtige oever gevolgd door een prachtige gorge tot aan Hallein. We vinden daar een fietspad naar Oberalm waar we op het dorpsplein lunchen en gaan dan verder langs het kanaal naar Hallein. Het is wel even zoeken in de straatjes en bossen langs het kanaal naar de juiste afslag. We steken het kanaal over en staan na 1 km aan het begin van de klim naar Bad Dürnberg. →
Omdat de kaart in het boekje van de Mozart Radweg (cycline) niet duidelijk is en wij ook niet goed zoeken naar de juiste afslag, rijden we nu de hele klim van 5 km à 10% naar de Duitse grens! Het gaat echter goed met ons lichte verzet en we hoeven nergens af te stappen omdat we niet meer zouden kunnen! Op de top staan diverse hotels en we hebben geen zin meer om nog naar Berchtesgaden (stad) af te dalen en blijven hier heerlijk op deze top zitten in Pension Meisl in een mooie, rustige kamer. Na het douchen maken we nog een prachtige wandeling door bos en alpenwei via Gmerk. We passeren hier steeds de Oostenrijks-Duitse grens. In het restaurant tegenover ons hotel eten we gerookte zalm met mierikswortelsaus. Ons hotel bevindt zich overigens vlakbij de ingang van de zgn. Rossfeld Höhenringstrasse, de rondweg die om de berg heenleidt waarop het Kehlsteinhaus is neergezet, het huis dat Speer voor Hitler heeft gebouwd. Ik heb nog overwogen om hier ook per fiets langs te gaan, maar de zwaarte van het traject en onze wens om zoveel mogelijk dóór te fietsen (om slechte dagen te kunnen opvangen), maakt dat we daar van af zien. Fiets kan in de garage.
23 augustus, 88 km.
In mijn oorspronkelijke reisplan was vandaag bedoeld als rustdag bij de Königssee waar we zouden gaan wandelen. Maar het weer is zo mooi om te fietsen dat we besluiten – na een bezoek aan het meer met een hoog Valkenburggehalte – om door te gaan. We zullen wel zien waar we stoppen; we liggen nu een dag vóór.
In onze vorige grote vakantie hadden we dat ook een keer waarop prompt de volgende dag een vóórtandwiel brak en we die dag winst meteen weer kwijt waren. Zou dat hier ook gebeuren?
Als we om 8.45 wegrijden is het nog fris en hebben we bodywarmer en lange broek nog wel nodig. De afdaling is zeer, zeer steil en dendert maar door: 12%, 14%, 18% – de remmen roken! In Unterau sluiten we aan op de B305 naar Berchtesgaden, rijdend over het fietspad langs de rivier.
We trekken de warme kleren weer uit en rijden meteen door naar de Königssee, waar mogelijk het fietspad/fietsroute nemend. Het Kehlsteinhuis is op zijn 1820m hoge top steeds goed te zien.
Bij de Königssee kijken we even rond tussen de vele toeristen (het heeft ook wel iets weg van de Cirque du Gavarnie), drinken koffie met gebak én uitzicht op het meer en gaan dan via Schönau weer naar de 305 waarover we richting Ramsau rijden. Deze weg is de Deutsche Alpenstrasse en dat geeft al aan waar hij door– en overheen voert en dat er veel verkeer zal zijn, maar tot nu toe valt het nog wel mee en kunnen we rustig fietsen. →
Bij Ramsau verlaten we de B305 en rijden dan binnendoor eerst in de richting van de Hintersee en slaan dan weer af richting Etzer. Daar moeten we het 18% gedeelte wel lopen! Hier is vrijwel geen verkeer, wel fietsers die zich op lichte fietsen zonder bagage naar boven worstelen. Bij Etzer gaan we op een kruispunt van steile boerenlandweggetjes in een bushuisje onze boterhammen eten en klimmen/lopen dan verder naar Lugeck. De Alpenstrasse zien we nu onder ons aan de overkant van het dal liggen en daar gaan we naartoe dalen. We sluiten weer aan op die weg waar hij op het hoogste punt is en dalen dan over enorm lange stukken van 10% naar Schneizlreuth toe. Het is nu druk op de weg en na Schneizlreuth is er een stuk zó druk – met een hele smalle vluchtstrook én steil – dat we daar gaan lopen. Bij de afslag naar Bad Reichenhall kunnen we weer gaan fietsen en na Weisbach gaan we over een fietspad naar Inzell toe, waar we een flink ijsje nemen en even uitrusten. Via lokale (onverharde) fietsroutes komen we dan in Schmelz terecht waar we weer op de B305 uitkomen en dan naar Ruhpolding doorracen om daar de op de Chiemgau en Mozart fietsroute te belanden. Een heel mooi stuk dat 24 kilometer lang door bossen en langs meertjes en riviertjes voert. Het is onverhard, soms wat pittig klimwerk maar heerlijk om te fietsen. In Reit im Winkl vinden we "Haus im Wiesengrund" een mooi verblijf voor de nacht. Het ligt in een rustige buurt, vlakbij het centrum waar we later uitstekend eten in het Theresenhof. Fiets in garage.
24 augustus, 99 km.
Het is grijs en bewolkt als we opstaan en als we om 8.40u wegrijden doen we tegen de kou onze jasjes aan. De regen die tijdens het ontbijt viel, zet niet door. Naar Kössen dalen we Oostenrijk weer in door een mooie kloof en gaan dan naar de Walchsee toe, klimmen en dalen, stukken vlak en ook weer over de Mozart fietsroute, ter ere waarvan we in een supermarkt "Mozart Kugeln" kopen, een lekkernij van chocolade, marsepein en nootjes. We houden tegenover de Grüberberg koffiepauze met uitzicht op een enorme zomerrodelbaan, waar mensen op kleine sleetjes met enorme vaart in stalen goten naar beneden komen donderen. We dalen dan stevig naar Niederndorf, passeren de Inn en in Oberaudorf slaan we rechtsaf het Inndal in. Zorg dat je de afslag ná de spoorweg neemt. We rijden weer in Duitsland over een prachtige, stille bosweg door een licht golvend landschap naar Brannenburg, kopen daar een mooie fietskaart en gaan dan over ideale fietspaden en routes (die op die kaart staan aangegeven) naar Bad Feilnbach en Au. Tot dat moment is het weer steeds goed geweest met zon en flinke opklaringen, maar in Au begint het te druppelen en daarna zelfs stortregenen! →
We schuilen in een konditorei, nemen thee en gebak en wachten af. De regen wordt wel minder, maar stopt niet en dus trekken we de volle regenuitrusting maar weer aan en gaan op pad. We volgen het fietspad nr.33 dat uiteindelijk op de st.2010 aansluiting geeft, maar we we moeten dan wel eerst tegen 15% oprijden, in de stromende regen in die lekkere regenpakken! Als we boven zijn komen we in een boerenschuur even op adem, dalen naar de hoofdweg en gaan dan weer klimmen naar Grub. Daar houdt de regen gelukkig op en dalen we naar Leitzach. Daar gaan we over de St.2077 langs een prachtige, dampende en snelstromende rivier naar Wörnsmuhl, waar de zon weer doorkomt en wij een weggetje vinden dat het dorp uitgaat: 25% omhoog!! Lopen! Eenmaal boven rijden we door mooi boerenland en staan dan weer voor een 18% heuvel! Lopen! Maar daar kunnen we dan gaan dalen naar Tiefenbach. Over de MB21 rijden we dat dorp weer uit en gaan naar de St 2076 die ons klimmend (jawel!) naar Gmund brengt. Daar mogen we via een 18% straatje het dorp invallen.
In Gmund is niets van onze gading en daarom gaan we maar langs de oever van de Tegernsee naar het plaatsje Tegernsee waar we in hotel Luitpold een kamer met balkon op de 3e verdieping hebben. Het hotel is vergane glorie (100+ jaar oud), maar het uitzicht op het meer en de bergen eromheen is fantastisch. Prachtige verlichte boten op het meer als het donker is. Fiets in de berging met de drankvoorraad. We eten bij de overburen, ook met uitzicht op het meer. Het regent later wat, maar we slapen verder uitstekend.
25 augustus, 78 km.
Een gebroken lucht met blauw en zon. De verwachting voor vandaag is goed. Het is 16° als we om 9u wegrijden en in Rottach-Egern boodschappen doen voor we beginnen aan de klim naar de Achenpass. Dat is een heel geleidelijke klim naar 940m hoogte waarbij we door een mooi, bosrijk gedeelte rijden waar ook niet veel verkeer is. In Bayerwald stoppen we even voor een kop koffie (€2,80 per kop!) en klimmen de laatste 4 km naar de pashoogte. Er is niet veel van te merken en we dalen meteen weer door naar de stuwdam bij Sylvenstein. Voor een deel loopt er een fietspad en er komen hier ook veel fietsers bij elkaar. De drukke Isar fietsroute komt op dit punt uit. Bij de stuwdam is een mooi uitzichtpunt en kun je via een lange tunnel en een smal pad met de fiets langs de Isar naar Lenggries. De stuwdam in de Isar vormt de Sylvensteinsee en de weg erlangs (de 307) is breed maar niet druk. We rijden er soepel overheen in de richting van Wallgau. De laatste 14 km is tolweg voor auto's en daarom rijden er niet veel! Het is een heerlijk, smal weggetje langs de oever van de Isar met veel begroeiing en mooie plekjes. Helaas nergens bankjes, want met dit warme weer zouden we ook wel even willen zitten.
In Wallgau rusten we uit en maken plannen voor het vervolg, want het is zaak om op een gunstig moment bij de Stelvio uit te komen. We kiezen ervoor om nog even verder te rijden, naar Garmisch-Partenkirchen. We rijden eerst naar Krün en daarna tot aan Garmisch-Partenkirchen over een fietspad. Je moet daarbij soms rare bochten maken, tunneltjes door, de weg oversteken en onverwachte obstakels ontwijken, maar het is een fietspad. Kleine gedeelten zijn onverhard. De laatste kilometers gaan stevig dalend, want Garmisch-Partenkirchen ligt in een dal. We halen een hotelgids bij de VVV en bij Paula Zahler vinden we een mooie kamer (er is ook een koe in haar tuin!). Fiets in de berging. We gaan winkelen in Partenkirchen en eten in een drukke pizzeria. Het is een mooie stad.
26 augustus, 25 km per trein.
Het is grijs, grauw en er valt veel regen zoals voorspeld. Wat zullen we doen? We hebben wat reserve opgebouwd in tijd en zouden hier kunnen blijven, maar we willen eigenlijk ook wel verder, al is het maar een klein stukje. Bij het ontbijt vertelt een van de andere gasten dat we bv. ook de trein zouden kunnen nemen en dat lijkt ons wel wat.
We pakken in, trekken regenkleding aan en gaan naar het station. Er blijkt een grenstrein te rijden die tussen Garmisch en Kempten rijdt. Het is eigenlijk meer een soort metro-achtige trein en hij wordt veel gebruikt. Er is ook veel om te doen geweest toen de lijn dreigde te verdwijnen. Hij is echter in ere hersteld en wij rijden ermee naar Ehrwald. Voor €8,40 kunnen wij samen mee en de fiets mag voor niets! (Hoor je dat NS?).
Om 10.04 vertrekt de trein en 20 minuten later zitten we 300 meter hoger en 20 km verder in Ehrwald, een vakantiedorp aan de voet van de Zugspitze (de hoogste berg van Duitsland – 2962m), maar daar zien we helemaal niets van door de dichte bewolking waar nog steeds veel regen uitvalt.
Langs de spoorbaan en de weg ligt trouwens een goed fietspad, ik ben alleen niet zeker of dat het hele traject zo is, tot de grens is het in ieder geval aanwezig en van goede kwaliteit.
In Ehrwald naar de VVV die ons aan een mooi adres helpt: Wöblerhof. Een pension waar we een grote kamer met balkon hebben en prachtig uitzicht op de tuin. De geraniums staan overal volop in bloei en ieder huis wordt er onder bedolven. Dat is trouwens al de hele week het geval, een feestelijk gezicht. Om 17.25 breekt de zon door, maar om 17.30 is hij weer weg. We gaan boodschappen doen in de regen, harde regen, miezer en iets wat op géén regen lijkt maar het toch wel is! We eten 's-avonds lekker op de kamer en kunnen RTL4 op de TV ontvangen! Onze fiets staat in de schuur in de tuin.
27 augustus, 66 km.
Er zijn al veel blauwe stukken zichtbaar als we opstaan en de zon is al goed aan het werk, maar als we om 9.20u wegrijden, moeten de regenpakken weer aan ivm. een miezerbui. Gelukkig is dat over als we in Biberwier zijn en daar gaan de regenbroeken uit en 3 km verder ook de jasjes. Het belangrijkste struikelblok voor vandaag is de Fernpass. De weg heeft tot aan de tunnelaansluiting (met verkeer uit Reutte) een fietspad en het is rustig, maar daarna is het vervelend druk. De eenrichtingsverkeer-tunnel braakt steeds een pluk verkeer uit dat vrij hard langs komt rijden en veel ruimte is er voor ons niet. In Rasthaus Zugspitze (vrijwel op de pashoogte) rusten we uit bij een flinke bak warme chocolademelk en kijken even hoe we nu de Zugspitze wel kunnen zien liggen. De klim is niet steil maar we hebben geen eigen vluchtstrook en het verkeer maakt het vervelend: Stinkende auto's, vrachtwagens, motoren, campers, caravans en bussen! Dat zal tot aan Imst zo blijven, alhoewel de omleiding rond de tunnel bij Nassereith ons weer wat rust geeft. Op de kaart die ik bij me heb is niet te zien dat er in het dal naar Imst toe ook een rustige weg langs de rivier loopt. Wij komen daar pas achter vlak vóór we Imst binnenrijden! Als je hier ooit bent, sla dan zo snel mogelijk voorbij Nassereith van de hoofdweg af. Wij hebben even genoeg van de drukte en houden in het centrum op het pleintje bij de VVV een flinke pauze. Dan moeten we Imst uitdalen naar de hoofdweg in het dal, we steken de Inn over en klimmen dan over de 902A naar de Pillerhöhe, een erg mooie klim over een rustige weg; zeker na Wenns is er vrijwel geen verkeer meer.
Het is een pittige klim (9%-11%), vooral zo aan het eind van de dag, maar de omgeving is indrukwekkend. Vooral eenmaal boven is er een fantastisch gezicht op het diepe dal met daarin de grijsgroene Inn 750 meter lager! De afdaling naar Prutz is helemaal een belevenis, 12% – 18%! We moeten halverwege stoppen om de remmen en velgen met water te koelen! In Prutz vinden we bij Haus Marianne een hartelijk onderkomen. Fiets in de tuin aan de achterkant. We eten in het dorp en wonen nog een deel van een openluchtconcert bij.
28 augustus, 73 km.
Het is strak blauw en dat zal het vandaag tot een uur of 4 blijven; pas dan neemt de bewolking in het dal achter ons (de Reschenpass) toe. We rijden om 8.30u weg, na goede reisadviezen te hebben gekregen van frau Marianne. Het probleem is namelijk de drukke Reschenpass waar – met name vandaag – veel terugkerende toeristen op rijden. Je moet eigenlijk twee passen over: de Finstermünz- en de Reschenpass, en vooral die eerste ligt vanaf Pfunds in de bergwand uitgehakt en is voor fietsers een ware ramp met al het verkeer.
Wij rijden daarom eerst over de Via Claudia – een oude romeinse route langs de Inn met weinig verkeer – naar Pfunds. Het is nog behoorlijk koud, vooral in de schaduw van de bergen. We passeren Ried, Tössens, Tschipbach en Birkach en gaan in Pfunds koffie drinken. We rijden dan door de uiterwaarden naar de Kajetansbrug (waar de hoofdweg over de pas begint) en rijden dan langs de oever van de Inn door Zwitserland naar Martina, over een zeer rustige weg door een prachtig gebied.
De temperatuur is inmiddels aardig opgelopen en in Martina zitten we in de schaduw van het postkantoor onze lunch op te eten. Er stopt ook een Zwitserse postbus en we zien dat achterop deze bus plaats is om fietsen te vervoeren! Een mooi systeem. Wij gaan klimmen naar de Norbertshöhe (1489m) en overbruggen de 400 meter klimmen (5%-9%) in 5 kwartier. We komen uit bij Nauders, voorbij de Finstermünz en daar is ook de Via Claudia weer vrijliggend van de drukke hoofdweg. Er staat hier wel een bulderende wind uit de richting van de Reschenpass, zelfs zo sterk dat we op de licht klimmende weg (< 5%) toch moeten lopen op bepaalde stukken. Als we Italië binnenrijden ligt er een echt fietspad over de Reschenpass (Passo di Resia) en dat blijkt helemaal door te lopen tot aan Prato allo Stelvio! We worden staande gehouden door een motorrijder uit Salzburg die wil weten hoe het is om op een tandem te rijden, hij wil nl. zijn vrouw overhalen om dat ook te gaan doen en zoekt mensen met positieve verhalen! Hij raadt ons aan om in Glurns te overnachten, een mooi stadje met een oude historie.
Als we de pas over zijn en bij de Reschensee aankomen moet je de route soms delen met auto's, tractoren of koeien, maar het rijdt erg prettig. Wij rijden over de westelijke oever van het stuwmeer en volgen het bordje: "Rad und Wanderweg Valentina").
Dat wordt een onverhard pad met heel veel steile klimstukken erin. Gewoon de asfaltweg blijven volgen is makkelijker, alhoewel wij over ons pad een mooi stuk rijden. Na de Haidersee slaan we weer af over het fietspad en rijden sterk dalend, soms 18% (tegenliggers worstelen zich naar boven) door boerenvelden, erven, koeienstallen, smalle straatjes, kleine dorpjes, prachtige landschappen met vriendelijke uitzichten én indrukwekkende vergezichten op enorme bergwanden naar Glurns toe, waar we via de VVV bij Anni Serpatetti terechtkomen. Een uitstekend huis, net buiten de stadsmuur. De fiets staat in de werkplaats achter het huis.
Het ommuurde stadje ligt er mooi bij en wij eten er uitstekend en wandelen met mooie maneschijn nog wat rond voor we gaan slapen. De Stelvio ligt hier om de hoek!
29 augustus, 37 km.
We zitten op 907m hoogte en moeten naar 2757m, 1850 meter hoogteverschil en tot nu toe hebben we dergelijke afstanden altijd in twee etappes proberen te doen. Bij de beklimming van de Pico Veleta kon dat niet en moesten we 1800 meter hoogteverschil wegwerken, grotendeels over een onverhard keienpad. Dat deden we op twee ATB's en bovendien waren we 10 jaar jonger. Voor vandaag weten we nog niet hoe het gaat lopen, het plan is om naar Trafoi te fietsen op ruim 1500m hoogte en dan daar een hotel te nemen, zodat we de volgende dag de restklim kunnen doen. ↓
Maar laten we eerst maar eens wegkomen uit Glurns (dat ook Glorenza heet – alle plaatsen hebben in Tirol twee namen). Om 8.20 rijden we weg met prachtig fietsweer, veel zon en blauw en over een prachtig fietspad naar Prato allo Stelvio. Het pad is gedeeltelijk onverhard en voert ook tussen de landerijen door. Daarbij kunnen we de hier opgestelde en driftig spuitende sproeiers op het land maar net ontwijken. In Prato valt niets te beleven en we beginnen meteen maar aan de klim, met de "Suldenbach" naast ons. Sneller dan verwacht zijn we al in Gomagoi – daar is ook de afslag naar Solda, een skioord – en we drinken er koffie om dan verder te klimmen naar Trafoi.
Halverwege Gomagoi en Trafoi liggen de eerste 2 van de beroemde 48 bochten die je moet nemen om op de Stelvio te komen: bocht 48 en 47 op 1450m hoogte en in Trafoi zelf stoppen we bij bocht 46 (1533m) om wat uitgebreider te eten en te kijken wat we zullen doen. We zitten voor het hotel van Gustav Thöni, een skikampioen die hier (en op de Stelvio) veel hotels heeft neergezet. We zien hem ook rondlopen. Het weer is goed, de benen zijn sterk en het verkeer valt nog erg mee, dus we besluiten om door te gaan, want de Stelvio kunnen we maar beter doen onder ideale omstandigheden.
Bij de bochten 44-37 kunnen we lekker doorrijden, alleen zijn de binnenbochten zo kort en steil en de tandem te lang, dat we die steeds vaker lopend nemen, vooral ook omdat de motorrijders nu zijn losgebarsten. Die maken het hele traject bij vlagen uiterst onaangenaam omdat ze volkomen zinloos op volle kracht de stukjes tussen de bochten willen doen om dan bij die bocht weer bijna stil te vallen. Ook zij hebben moeite om daar overeind te blijven en de meeste komen met hun voeten over de grond slepend de bochten door! Na bocht 37 volgt weer een wat langer stuk dat ons op 2000m hoogte brengt en de volgende serie bochten (tot nr. 20) komt uit bij hotel Franzenshöhe op 2189m. We fietsen rustig aan, houden veel pauzes en in de verkeers-luwe momenten is het werkelijk onvoorstelbaar mooi en stil, in een landschap dat zijn weerga niet kent. Vooral het zicht vanaf de Franzenshöhe, richting pashoogte, is zeer angstaanjagend en imponerend. Je ziet de laatste 15 bochten vrijwel allemaal boven elkaar tegen een enorme wand op liggen en de moed zinkt je in de schoenen: moet je dáár nog tegenop? Tot onze schrik zien we ook dat de lucht aardig aan het dichttrekken is en even voorbij het hotel gaat het regenen! Daar hadden we niet op gerekend. De regenpakken gaan aan want we willen toch doorgaan, naar dit hotel terugdalen kan altijd nog als het te erg zou worden.→↑
Gelukkig zien we 3 bochten verder dat de lucht rondom de pas alweer helemaal opentrekt en wij voelen ook alweer snel de zon, zodat de regenpakken weer opgeborgen kunnen worden. Tegen de stevige wind doen we wel een vest aan. In de laatste 15 bochten moeten we vaker lopen, het zijn steile stukken (>11%) maar wij zijn ook moe en de grotere hoogte gaat nu een rol spelen.
De laatste 3 bochten kunnen we weer fietsen en om 16.20u rijden we de Passo dello Stelvio op en herkennen gelijk de beelden die we al maanden op de webcams hebben gevolgd. Vanaf maart had ik de enorme sneeuwmassa's geleidelijk aan zien verdwijnen en in mei ging de pas open. Vanaf dat moment wisten we dat we hier flink wat drukte van verkeer konden verwachten en in juli zag het hier soms zwart van de motoren!
Nu is het gezellig druk en er zijn twee jongens die ook op de fiets zijn die we vragen een foto van ons te maken terwijl we komen aanrijden. Er zijn een hoop winkeltjes open en er staan hier een stuk of 8 hotels. Het is een zomerskigebied en we zitten nu in het naseizoen.
Bij het kantoor van de bank halen we onze oorkonde op, dat had ik in de gids van Lonely Planet gelezen. Iedereen die hier naar boven fietst kan er eentje krijgen. Wij hebben 7 uur geklommen!
We besluiten ook om op de Stelvio een hotel te nemen, nu nog dalen naar Bormio is gekkenwerk en nu kunnen we hier nog wat rondlopen en foto's maken. In Albergo Genziana (tegenover de bank en de webcams) hebben we een leuke kamer en we slapen dus vannacht op 2770 meter hoogte. Fiets staat in de grote berging achter het hotel. De verwarming is al aan in de kamer, we douchen en gaan nog wat te voet verder klimmen. Het ziet er wel allemaal een beetje betonachtig uit, een schoonheidsprijs zit er niet in, maar de indrukwekkende bergen maken alles goed. In de nacht valt er regen en sneeuw. Wat we op dit moment niet weten en waar we thuis pas achter komen: op 4 september zal de Stelvio alleen geopend zijn voor fietsers, en er rijden dan honderden fietsers naar boven. Er is dan ook verzorging onderweg op een aantal plaatsen waar je eten en drinken kunt krijgen. Jammer dat we dat niet van tevoren hebben geweten, dan hadden we de route aan kunnen passen om ook die dag mee te kunnen maken. Een volgende keer? Want dit spektakel vindt ieder jaar plaats op de eerste zaterdag in september. Kijk maar hier: Stelvio Bike.
30 augustus, 95 km.
Als we vroeg opstaan schijnt de zon al aan een strakblauwe lucht. Het is zeer helder weer en 7°. Op de tafeltjes en stoelen op de terrassen ligt sneeuw en ijs dat door het personeel wordt weggeschraapt, er worden vandaag waarschijnlijk weer veel mensen verwacht. Ook de stalletjes voor de toeristen worden alweer geopend. Na het ontbijt lopen we nog wat rond om foto's te maken, het ziet er nu met het heldere ochtendlicht nog mooier uit dan gisteren.
Om 9.40u rijden we weg en om 11.15u zijn we in Bormio, maar daartussenin dalen we ruim 1500 meter door een weidenvallei met woeste bergpartijen, steile wanden, watervallen en een weg die met tientallen "tornanti" langs de hellingen naar beneden kronkelt. Soms steile stukken, maar ook langere stukken van 5%. Na de waterval bij Cantoniera liggen een paar – korte – onverlichte tunnels in het traject en daar moet je erg goed uitkijken.
Automobilisten die niet de koplampen van een tegenligger zien, snijden in zo'n tunnel alle bochten af (Italianen!) en wij worden bijna overhoop gereden door zo'n wegpiraat! Het gezwaai van Jonne achterop met een rood knipperlicht is niet echt effectief voor een tegenligger die net uit het felle daglicht komt. In de ochtendkou dalend hebben we onze windjacks hard nodig maar in Bormio is het al weer 25° en gaan we na het boodschappen doen in een stadsparkje bij de supermarkt wat zitten eten. Na Bormio dalen we straf verder, de hoofdweg (38) is voor fietsers verboden, maar de parallelweg door alle dorpjes is mooi om te fietsen en erg rustig. Het enige verwarrende punt is dat na Le Prese de borden naar Sondrio je naar de hoofdweg lijken te sturen, maar dat is niet waar, gewoon de weg oprijden die wordt aangegeven en je blijft keurig op die parallelweg.
Ter hoogte van Valdisotto is hier een aardverschuiving geweest (op 28/7/1987) waarbij een flink deel van een berg naar beneden kwam waardoor de bestaande weg werd weggevaagd en de loop van de rivier werd veranderd. De nieuwe weg levert nu weer een stuk op waar je moet klimmen! Steeds verder dalend komen we zo in Tirano, een druk stadje met veel verkeer maar ook een ijssalon! Daar kunnen we even afkoelen en we besluiten dat we maar gewoon verder gaan. Er loopt een hoofdweg naar Sondrio, maar door de dorpjes die daarlangs liggen, lopen ook parallelwegen die we proberen zoveel mogelijk te volgen om de drukke hoofdweg te vermijden. Het is wel vermoeiend met al dat verkeer en de route zoals die in de LP gids staat is niet altijd terug te vinden. We bereiken Sondrio rond 16.30, moeten even zoeken naar het juiste hotel en gaan daarna op Plaza Garibaldi een pizza eten en bij de ijssalon een ijsje toe. Er valt 's-nachts veel regen. Fiets staat op overdekte terras achter het hotel.
31 augustus, 60 km.
Om 7u staan we op en zien dat de zon bezig is de wolken te verdrijven, maar tijdens het grootste deel van de etappe van vandaag blijft er bewolking en – rond de rivier – veel nevel hangen. We hebben een uitstekend ontbijt en doen nog wat boodschappen, waaronder een verloopstekker, want onze warmwaterspiraal heeft een aardestekker die in Italië nergens past.
In de LP gids staat een mooie route beschreven naar het Lago di Como en die route volgt de rivier de Adda. Er is deels een fietsroute, deels verkeersarme wegen. Het eerste deel vlak langs de rivier is erg mooi en rustig. Het pad wordt op een paar plaatsen ruw onderbroken doordat een zijstroom het pad kruist en waarbij een soort brug is gemaakt van keien met veel gaten ertussen om het water een kans te geven.
Er is een korte omleiding naar de weg toe als je plotseling voor een rivier staat die van links komt. Het pad gaat naar de hoofdweg toe en gelijk na de brug moet je weer rechtsaf langs diezelfde rivier naar het pad toe. Het moet mogelijk zijn om die rivier eerder over te steken bij de doorgang die daarvoor gemaakt lijkt te zijn, het scheelt weer een kilometer of 2, maar met de (bepakte) tandem lijkt dat niet mogelijk. 100 meter voor het fietspad abrupt stopt is een afslag naar links, een onverhard pad dwars door de maisvelden (waar de LP ook over rept) en hierover moet je, steeds rechtdoor gaand, de verharde weg zien te bereiken die naar Colorina voert.
Als je bij het fabrieksterrein aankomt kun je gewoon het asfalt rechts volgen (een soort parkeerplaats) en kom je inderdaad bij de hoofdweg uit. Door een prachtig landschap rijden we nu naar Sirta, het is nog steeds erg rustig en de temperatuur is lekker zonder felle zonneschijn. →
We rijden nu naar de hoofdweg toe, steken die over (naar rechts bij de aansluiting en bij de parkeerplaats én bar aan de linkerkant er weer vanaf) en drinken koffie vóór we over het mooie, korte, soms steile, onverharde weggetje naar Desco rijden. Er komt nu meer zon door en wij rijden over de SS402, langs vele dorpjes naar de kop van het Como meer. Het is hier wat drukker geworden en als je bij het Romaanse bruggetje aankomt, kun je links langs de rivier zonder te klimmen verder gaan, maar ook rechts met een stevig klimmetje het dorpje door. Uiteindelijk komen beide wegen weer samen. We rijden nu probleemloos naar Sorico over een mooi fietspad dat – pakweg 500 meter nadat je de bogenbrug over bent – aan de linkerkant van de weg begint.
Dáár waar dat fietspad lijkt te eindigen moet je linksaf opnieuw een bruggetje over en kun je nog een tijdje over fietsroutes rijden. Wat ons opvalt is dat alle campings langs de oever vrijwel verlaten zijn! Een enkele tent of caravan staat er nog. Eenmaal terug op de hoofdweg rijden we rustig naar Gravédona waar we wat rondrijden en zeer steil het dorp indalen om bij hotel Lauro een koele kamer te vinden. Fiets in de garage.
We maken een prachtige wandeling langs de oever van het meer, en de lichtval over het water, de fraaie bergen en het heldere water vormen samen een bijzonder decor. We ontdekken zo ook een mooi fietspad langs de oever, zodat we morgen niet het dorp uit hoeven te klimmen.
We besluiten in ons hotel te eten, niet zo'n beste keus achteraf gezien, want van alle heerlijke dingen die op de kaart staan blijkt eigenlijk niets meer te krijgen! We zitten duidelijk in het naseizoen en eten uiteindelijk maar wat de pot schaft: een Tortellini Gorgonzola die heel lekker is en een heel klein mager visje met een beetje salade.
1 september, 82 km.
Het begint al vroeg te miezeren en te regenen en het waait stormachtig. We volgen het pad langs het meer, komen weer op de hoofdweg uit en blijven daarop rijden tot aan Menaggio. Er zitten wat tunnels in dit traject en meestal loopt de oude weg nog om de tunnel heen en is goed begaanbaar. Officieel zijn die wegen afgesloten met paaltjes/hekken aan begin en einde, maar met de fiets is het goed te doen. Sommige tunnels zijn verboden voor fietsers, maar het rare is dat er geen alternatief wordt geboden, je kunt alleen maar dóór die tunnel! In Menaggio gaan we flink klimmen in de drukte en de regen naar Croce, dat is in de regenpakken weer een leuke ervaring en eenmaal in Croce nemen we in een bar een lekkere koffiepauze om weer even bij te komen. Naar Porlezza is het opnieuw dalen, en de weg langs het meer van Lugano is erg mooi, maar het blijft steeds regenen en miezeren. In een van de dorpjes die we passeren is langs de oever, vlakbij het dorpsplein en naast de bakker, een mooie galerij met uitzicht op het meer en daar houden we een lange lunchpauze. We rijden dan in de richting van de Zwitserse grens, passeren die, klimmen verder langs de oever en dalen dan prachtig naar Lugano waar ook de zon begint te schijnen!! Wij rijden naar de oever, zoeken de VVV voor een hotelgids en laten de drukte op ons inwerken. Lugano is een internationaal georiënteerde stad, ieder tweede gebouw is een bank!
Wij lopen langs de boulevard en nemen dan de afslag naar Ponte Tresa, een stevige, drukke klim de stad weer uit, maar er is een stoep waarop we vrijwel steeds kunnen fietsen. Je moet dan wel een paar keer van "oever" wisselen. Tot aan Ponte Tresa hebben we het verstand verder maar op nul staan, veel valt hier voor de fietser niet te beleven. Dan nemen we de afslag naar Luino, en dalend langs de oever van de Tresa schieten we zo flink op.
We rijden langs de noordoever en volgen de borden, maar nemen niet de afslag bij de grenspost, waardoor we de laatste 5 kilometer nodeloos weer pittig moeten klimmen. Als je langs de rivier wilt blijven rijden dan moet je bij Cremenaga weer de grens met Italië oversteken, dan blijf je dalen tot aan Luino. Als we tenslotte Luino binnendalen en voor de VVV staan te overleggen, komt een ander fietsechtpaar met tandem aanrijden! Ze komen uit Tilburg en rijden de route van Benjaminse naar Venetië. We blijven ruim een halfuur met elkaar ervaringen uitwisselen, een leuk contact. Wij gaan later naar hotel Internazionale, wandelen langs het meer, doen boodschappen en eten op onze kamer. De fiets staat in het verwarmingshok.
Vandaag was de etappe vooral bedoeld om vooruit te komen, heel erg fietsvriendelijk is het allemaal niet in deze streek, zelfs met mooi weer is het niet veel beter. Het humeur heeft er echter niet onder geleden!
2 september, 71 km.
Optrekkende nevel en zichtbaar blauw. We ontbijten op de kamer en rijden om 8.30u weg. Rond het meer en de bergen hangt nog wat nevel. We rijden over een prachtig kustweggetje en er is nog vrijwel geen verkeer tot aan Laveno. Daar nemen we de veerboot naar Verbania, een overtocht van 20 minuten. We nemen koffie aan boord en als we aankomen nog een keer in de haven. Als je direct linksaf de brug overgaat als je het haventerrein afrijdt en dáár waar de hoofdweg naar rechts afbuigt zelf naar links afslaat, kom je op een prachtig fietspad terecht naar én om het dorp Verbania en Palanza.
Daarna is het uit met de pret en rijden we tot aan Césara door overwegend industriegebied waar een onophoudelijke stroom auto's en vrachtwagens rondrijdt die enorme wolken uitlaatgas de wereld inpompen, niet normaal meer! Het is buitengewoon vervelend fietsen en van het mooie dat er wel degelijk is, kunnen we maar weinig genieten.
We kunnen dit gebied, dat bovendien heel druk bevolkt is, niemand aanbevelen, ga maar ergens anders fietsen als je het leuk wilt hebben! Na Césara – waar we flink naartoe moeten klimmen – volgt een mooie afdaling door een prachtig gebied waar we wél van kunnen genieten en ook weer wat frisse lucht binnenkrijgen. In Alzo rusten we uit bij een mooi uitkijkpunt met uitzicht op de rivier en een heerlijk ijsje. Dan volgt weer een gestage klim naar Cremosina op 600m hoogte en dan volgt naar Valdúggia een erg mooie afdaling waar we om 16.30u in hotel Pesce d'Oro een heel elementair kamertje hebben! Er is eigenlijk maar één bed, maar een ander bed wordt er voor ons bijgezet. Het is eigenlijk meer een kloostercel! Moeder en dochter die het hotel runnen spreken wel allebei engels. Fiets kan in de garage.
Het dorpje zelf heeft een eeuwenoude kern (waar wij zitten) die erg mooi is, maar waaromheen de meest afschuwelijk gebouwen zijn neergezet. We eten bij een klein tentje een grote pizza.
3 september, 84 km (Ivrea)
Strakblauw - en dat blijft het tot de avond. De temperatuur loopt op tot 30° en vanaf nu zal dat iedere dag zo zijn!
Om 8.30u rijden we weg en dalen snel naar Borgosesia, een grote, drukke stad. We zijn blij dat we gisteren niet tot hier zijn doorgereden. We kopen een gedetailleerde kaart van de omgeving en gaan meteen op stap. We kunnen twee kanten op om bij ons einddoel (Ivrea) te komen: via Valle en Biella met veel drukte, veel klimmen en veel ergernis daarover, of we rijden via de laagvlakte van de Po die zich tot hier uitstrekt. We kiezen voor dat laatste en rijden naar Crevacuore en het is al gelijk 1000% beter dan wat we gisteren meemaakten: rustig, groen, mooi, veel dalen en aangenaam van temperatuur! We klimmen eerst nog een klein stukje naar Sostegno, eten daar onze broodjes en dalen dan via Rovassenda en Buronzo de Povlakte in. Kruissnelheid 30 km/u.
Het is een mooie omgeving met veel kleurige grasvelden. Rond de aansluiting met de autostrada bij Carisio is het druk en rommelig, ook al doordat nieuwe overgangen en opritten worden aangelegd. Het is inmiddels flink heet geworden en in de schaduw van een bomengroep komen we bij en vullen de maag. Dan rijden we Salussola binnen en via de 143 naar Cavaglia. Deze weg is weer drukker maar heeft een eigen vluchtstrook waarover we goed kunnen opschieten. Nog een korte klim rond Dorzano en dan opnieuw via vluchtstrook lekker dalen naar Ivrea waar we om 14.45u aankomen.
We gaan langs de turismo, bekijken de mogelijkheden en overwegen het volgende:
We gaan via de kleine St. Bernhardpas (bij de Mont Blanc) naar Frankrijk, maar we moeten dan eerst de hele Aostavallei door.
Daar lopen twee wegen die het verkeer naar de Mont Blanctunnel leiden:
Op het station van Ivrea halen we de bagage van de fiets, tillen hem met behulp van machinist en conducteur de bagageruimte in en zoeken een plaatsje. Als we eenmaal door de vallei rijden, hebben we een uitstekend uitzicht op de drukke en vervelende wegen die wij nu links (en soms rechts) laten liggen. Een heel verstandig besluit die treinreis! We hebben trouwens ook prachtig uitzicht op de hoge bergen aan weerskanten van de vallei en uiteindelijk zien we ook ergens de Mont Blanc opdoemen. Veel kleiner en met veel minder sneeuw dan we verwacht hadden!
Om 18.00 uur zijn we in Aosta. De trein waar we inzitten gaat ook nog verder naar Pré St. Didier en we twijfelen nog even of we ook dat nog zullen doen, maar het is al laat en we weten niet wat de hotelmogelijkheden in St. Didier zijn, dus zoeken we een hotel in Aosta, en dat wordt dan Al Caminetto waar we een piepklein kamertje hebben maar uitstekend eten! De omgeving is indrukwekkend.
4 september, 61 km.
We staan om 6u op en het is kraakhelder, een luchtballon is al op grote hoogte boven de vallei aan het werk. We nemen de trein van 7.45u, vervolgen het traject naar Pré St. Didier en staan om 8.34u oog in oog met de Mont Blanc!! Toch wel indrukwekkend! We doen nog wat inkopen voor onderweg en beginnen om 9.15u aan de klim van de Colle de Piccolo San Bernardo. Met 8 mooie haarspeldbochten gaan we het dorp uit en in de schaduw is het nog fris. Het is een mooie weg, af en toe een plukje auto's, soms een tunneltje en verder een prachtig landschap. De zon doet zijn werk en als we in La Thuile aankomen, 400 meter hoger, moeten we al onder een parasol op een terras onze hete chocolademelk met slagroom drinken. Daarna klimmen we met een fraaie serie bochten steeds verder en hoger van La Thuile vandaan, en nu zijn vooral de schaduwrijke gedeelten prettig. Bij Servaz (1830m) passeren we de boomgrens en rijden we tussen alpenweiden en woeste hellingen waarop wel heel veel bloemen staan. We passeren met een paar bochten het Lago Verney en gaan dan recht op de pas af waar we om 14.30u aankomen. Er staat een hotel (maar geen kamers beschikbaar), er zijn wat bars en winkeltjes en wij gaan op een plekje uit de wind (die nu recht uit de vallei voor ons blaast) onze magen weer eens bijvullen! De afdaling is lang en mooi met een flink aantal lange bochten. Het is hier wel een enorm skigebied en La Rosiere oogt als alle andere skidorpen in de zomer: rampzalig. Wij vervolgen onze mooie afdaling met veel vergezichten en diepe dalen en doen er ruim anderhalf uur over om in Bourg St. Maurice te komen.
Tijdens deze afdaling ontstaat het plan om naar huis te fietsen i.p.v. naar Nice. We hebben er namelijk een beetje genoeg van, we zijn al 3 weken onderweg en dan ontstaat altijd een soort heimwee gevoel, maar dat is dit keer sterker dan anders! In Bourg schaffen we kaarten aan om eens te zien wat we kunnen doen. We zoeken eerst een uur naar een geschikt hotel en vinden uiteindelijk een typisch Frans hotel: smerig en vies! Tot overmaat van ramp zijn alle winkels net dicht en kunnen we geen eten meer kopen (we hebben geen zin in een restaurant), maar we weten nog een pizzastalletje te vinden waar we een heerlijke pizza kopen en op de hotelkamer opeten, onderwijl plannen makend en kaarten bestuderend. In Bourg St. Maurice zit je min of meer opgesloten tussen hoge pieken, en welke kant je ook opgaat je moet er altijd overheen. Dat is op zich geen probleem, alleen hebben we er al aardig wat klimmeters op zitten en we zoeken naar alternatieven. Maar hoe we ook zoeken en rekenen, het oorspronkelijk plan om via de Iseran richting Nice te gaan is toch de meest efficiënte manier om hier weg te komen. We hebben zelfs even over de trein gedacht, maar dat was zo'n onmogelijke opgave (om 5u 's-ochtends vroeg) dat we daar ook vanaf zien. We gaan dus morgen gewoon die Iseran over, 45 kilometer klimmen!
5 september, 64 km.
We rijden weg om 8u en gokken erop dat we – als het te zwaar zal blijken te zijn – halverwege wel ergens een hotel kunnen vinden, we passeren voldoende plaatsen. De eerste 8 km gaan lekker, dalend en vlak, daarna licht klimmend. Bij St. Foy zit een gemene haarspeldbocht van 10-12%. We drinken koffie in St. Foy. De fietscomputer van Jonne (op het achterstuur) doet raar en heeft de hik, het blijkt dat het kabeltje bekneld heeft gezeten en dat er nu kortsluiting ontstaat. Met een stukje hansaplast kan ik de zaak weer herstellen.
Na de koffie trappen we een aardig eindje weg à 9% maar doen het daarna wat rustiger aan. Het is een mooie vallei met de Isère steeds dieper liggend en wij met prachtig uitzicht op de bergen, watervallen, sneeuwpieken. Het weer is heel erg mooi en helder, maar jammer is dat er toch weer heel veel verkeer op gang is gekomen. Zou het de zondag zijn? (Nee blijkt later, het is hier in de Alpen gewoon altijd en overal druk).
De Franse auto's rijden altijd met enorme uitlaatwalmen rond en dat maakt het onaangenaam. Bij het Lac du Chevril op 1830m hoogte gaat de weg tot aan Val d'Isère zo'n 7 km licht dalend verder, wel met een paar vervelende tunnels erin. In Val d'Isère lunchen we tussen de volledige uitgestorven flatgebouwen die allemaal dichtgeplakt– en getimmerd staan te wachten op het winterseizoen, een surrealistisch décor. We hadden eerst een plek buiten het dorp gevonden, mooi in de schaduw langs de rivier, met een mooie kampeertafel erbij, maar een of andere gek vindt het nodig om daar allemaal houtstammetjes te gaan verbranden waardoor we weggerookt worden.
Afgezien van het feit of het zou kúnnen, hier willen we zeker niet blijven en we gaan dus gewoon die laatste 14 km doen, en dat is een prachtig stuk. Feitelijk is dát de echte klim naar de Iseran toe, het traject eerder is meer het voorwerk. Er moet nu nog 860 meter hoogteverschil worden weggetrapt en er staat iedere kilometer een bordje dat informatie geeft over de hoogte en het stijgingspercentage. Altijd prettig om een beetje feedback te krijgen. Wat ook prettig is: er is nu minder verkeer, de meesten gaan maar tot het ski-dorp en wij slingeren met veel bochten in het dal omhoog. Een dal dat overigens door de maatloze uitbreiding met skiliften, kabelbanen en andere toeristenrampen volkomen wordt verpest. Sommige steile stukjes lopen we weer even maar om 17.00u zijn we boven en het uitzicht is onvoorstelbaar op deze plek. Het is 14°. De réfuge is nog open, maar iets anders dan koffie, thee of warme chocolade is er niet te krijgen, we willen eigenlijk wat eten. Dat wordt dus weer warme chocolade (voor maar €3 per kop!).
We maken buiten nog wat foto's en gaan dalen in zo'n wondermooie vallei dat je wel foto's kunt blijven maken! Aan de kant waar wij afdalen is de vallei nog nooit door één skiër bezocht. De weg heeft lange, steile stukken en de remmen werken weer op volle kracht. In het prachtige avondlicht ziet de vallei er onvoorstelbaar uit. We vinden in Bonneval sur Arc bij Hotel la Bergerie een heel mooie kamer met balkon vol bloemen waar de kolibrievlinder met zijn lange slurf zich tegoed aan doet. Zo'n vlinder hebben we nog nooit gezien en we denken eerst dat het een kolibrie is omdat hij ook zo stil hangt boven de bloemen. We eten 's-avonds in het restaurant van het hotel en dat is een belevenis! Het is er erg druk, de eigenares is de enige die helpt en dat efficiënt doet, maar haar man in de keuken kan zó 3 sterren van Michelin krijgen. Dit is de lekkerste maaltijd van de hele vakantie. Fiets gaat in de skiruimte onder het hotel.
6 september, 71 km (Chiomonte)
Strakblauw en 11°. We eten een uitstekend ontbijt en rijden om 9.15u weg met warme kleren aan om de koude buiten te houden. In Bessans zijn geen winkels – of nog dicht – dus dalen we verder, klimmen dan de Col de Madeleine over (dit is niet dé Madeleine), wat eigenlijk meer een onderbreking van de afdaling is en stoppen in Lanslevillard bij de supermarkt voor de noodzakelijke boodschappen. De zon schijnt hier volop, maar de toppen rond de Mont Cenis zijn al vanaf ons vertrek gehuld in een grote, dikke grijze wolkenmassa, terwijl de rest van de omgeving baadt in de zon! We trekken onze warme kleren weer uit en met een paar grote haarspeldbochten gaan we omhoog en de forse wind hebben we zodoende dan weer mee, dan weer tegen. Naarmate we hoger komen wordt het steeds kouder en gaat de wind stormachtig waaien. 3 meisjes op racefietsen komen ons inhalen, gekleed in uiterst luchtige fietskleding en zullen het behoorlijk koud hebben, ook al werken ze 10 keer harder dan wij! Als ze later terug komen dalen hebben ze wel wat warmers aangetrokken. De zon verdwijnt nu we hoger komen achter de dikke wolk waar we in fietsen, terwijl het dal beneden gewoon de zon volop heeft! In de laatste 2 kilometer lopen we vaker en 2 km vóór de col maakt windkracht 8-9 fietsen geheel onmogelijk.
Inmiddels hebben we de warme kleren allang weer aangetrokken. Een Frans echtpaar zit ergens in de luwte aan een picnictafel en terwijl wij daar ook even staan bij te komen bieden ze ons een kop koffie aan. Dát is precies wat we nu nodig hebben. Na een korte rustpauze, met nog een tweede kop koffie lopen we verder tegen de wind in en alleen in de laatste bocht kunnen we weer fietsen! Eenmaal boven hebben we zicht op het Lac du Mont Cenis, maar slechts gehuld in dikke mist en wolken, met af een toe een kleine opklaring waar we iets meer te zien krijgen. De hoge toppen achter het meer zijn echter volkomen onzichtbaar!
We blijven doorrijden in wind- en koudebestendige kleding, eerst nog wat dalend en klimmend langs het meer en dan bij de stuwdam een flink stuk verder dalen om na het passeren van de grens in een genadeloze afdaling terecht te komen die 15 km lang aanhoudt en met veel steile stukken in een woest landschap naar beneden stort. We zoeken ergens een rustig plekje om te eten en de extra kleren weer uit te trekken, want aan deze zijde van de bergen schijnt de zon onbarmhartig en het is 30° als we rond een uur of 3 in Susa komen binnenvallen!
Het plan is om hier een hotel te zoeken en dan morgen via Bardonècchia naar Briançon te rijden, maar het is hier zo heet en druk dat we eens gaan kijken of we niet met de trein naar Bardonècchia kunnen, want de weg erheen is ook weer een vrij drukke hoofdweg. Er is een station in Susa, maar het is een eindstation en ziet er troosteloos verlaten uit. We moeten eerst de trein terug naar Bussoleno nemen en vandaar naar Bardonècchia, óf we moeten eerst een stuk in de goede richting fietsen en dan op de trein zien te komen op een van de volgende stations. Bij de VVV weten we de treinenloop uit te zoeken. Als we over één uur in Chiomonte kunnen zijn, hebben we daar nog mooi een trein, met zelfs de veiligheid van een nog latere trein. Chiomonte is 10 km verder, maar we moeten wel klimmen volgens het meisje bij de VVV. Daar beginnen we dan maar snel aan en in de hitte geven we al trappend die tandem eens flink op zijn donder. We denderen Susa uit, komen langs Gravere, maar daar kunnen we alweer gaan dalen en we zijn ruim op tijd voor de trein in Chiomonte! Kaartjes komen uit de automaat met de hulp van een medereiziger. Fietskaartjes heeft hij nog nooit van gehoord, dus dat proberen we dan maar zonder. Als de trein arriveert werken we alles snel naar binnen en staan een half uur later in Bardonècchia! Daar zoeken we een uur naar een geschikte kamer, de meeste hotels zeggen vol te zijn of geen kamer te hebben, en de bejegening is overal vrij onvriendelijk. We voelen ons hier niet echt welkom, dat hebben we nog nooit meegemaakt. Uiteindelijk komen we in hotel Asplemia in 2 kamers met 6 bedden! We eten op onze kamer van de resten die we nog hebben, want in het dorp wordt er niets aantrekkelijks geboden. Fiets in de ruimte onder het hotel.
7 september, 57 km.
We zijn vroeg op, doen wat boodschappen en rijden onder een strakblauwe lucht – opgelucht – het dorp uit. Hier zien ze ons nooit meer terug, wat een zuurpruimen! Via internet had ik gehoord over de route die we vandaag gaan doen en dat is via de Col de l'Echelle weer naar Frankrijk rijden. De klim is 9 km lang en heeft één genadeloos steil stuk van 13% waar we moeten lopen, want er zit nog pap in de benen. We klimmen door een erg mooi gebied naar 1800m hoogte en dalen dan naar de Col (1766m) toe!
Het landschap aan de afdalingszijde is totaal anders dan aan de klimzijde, een opvallend verschil. Als we gaan dalen rijden we door een veel vriendelijker en groener gebied. In Plampinet staat de koffie te wachten en daarna dalen we heel geleidelijk door de prachtige Vallée de la Clarée langs een mooie rivier. We pauzeren voor een lunch bij een natuurpark bij Val-des-Prés, vervolgen onze tocht en komen bij een temperatuur van 31° in het oude hart van Briançon terecht. Wat een verschil met 1995 toen we het steenkoud hadden (en toen was het ook september!). We lopen het steile straatje in het oude centrum naar beneden, halen bij de VVV wat informatie over hotels en dalen dan via de zeer steile hoofdstraat op de fiets verder de stad uit. De supermarkt is nog op dezelfde plaats als 9 jaar geleden en daar slaan we weer voedsel en drinken in voor het vervolg. Oorspronkelijk had ik gekozen voor de Izoard, maar die kennen we al, vandaar dat we nu langs de Durance zuidwaarts gaan om dan via het Lac de Serre Ponçon naar Barcelonette te rijden waar we verder de route zullen bepalen. Wij rijden over de D36 en D4 naar l'Argentière-la-Bessée, het plaatsje waar we in 1995 ook al langskwamen en waar een heel karakteristiek kerktorentje hoog op een rots buiten het dorp staat. Hotel de la Gare is ons onderkomen voor vannacht en daar eten we later ook omdat de overige restaurants ons niet aanspreken of net sluiten! Het is net Fawlty Towers: het menu dat we willen wordt alleen bij de lunch gebruikt en van het avondmenu is de helft niet beschikbaar! Fiets gaat in de garage.
8 september, 77 km.
Strakblauw als we om 8u wegrijden in de frisse vallei met de vesten aan over de D38 in de richting van Embrun. Bij la Roche-de-la-Rame is een 13% stuk dat we in 1995, komend uit de andere richting, in één minuut afdenderden. Dit keer lopen we een halfuur te slepen aan onze tandem, terwijl een paar fietsers ons nog weten te passeren, maar ook meer dood dan levend! We weten dat hier boven een prachtig hotelletje ligt (we hadden er eigenlijk gisteren naartoe door willen rijden) in Pallon, en ook nu drinken we dan maar alleen een kop koffie. We vervolgen dan onze route en inmiddels heeft de zon weer volop kracht. Het is een rustig stuk, met nog wel veel steile stukken erin (dalend), maar na het vliegveldje is alles minder dan 6%. Bij St. Clémant gaan we naar de andere oever en rijden dan prachtig door bossen en hoog boven de rivier op een weggetje dat tegen de bergwand ligt aangeplakt. In de rivier is nog veel activiteit van kano's en rafters. We blijven vrij hoog rijden, dalen dan naar de rivier toe maar rijden Embrun voorbij tot aan Baratier, slaan af naar de N94, doen inkopen en zetten 8 km lang het verstand op nul voor de drukke weg naar Savines le Lac. Daar wil een groep Zwitserse fietsers perse met ons, de tandem en zij eromheen op de foto!
In 1995 zijn we over de Col de Pontis gegaan, nu besluiten we de hele oever van het meer langs te rijden. Daar verkijken we ons wel een beetje op, want in plaats van gezellig laag langs de oever, moeten we tot aan le Sauze-du-lac ruim 15 km pittig klimmen in de hete zon. We zitten allebei een beetje aan de grens en verlangen naar een lekker hotel, maar dat blijkt in le Sauze-du-lac niet te vinden! We moeten dus nog verder fietsen vandaag. Gelukkig kunnen we nu dalen en de totaal andere – lava achtige – oevers liggen er in de avondzon prachtig bij. Na de Pont de Villaret gaan we licht klimmend naar de D900 toe om uiteindelijk in le Lauzet-Ubaye in hotel Relais du Lac een ruime kamer te krijgen. Er ligt een schitterend meertje voor het hotel en aan de over van dat meer ligt ook nog een ander hotel! Een derde hotel in het dorp is gesloten. We hebben zelf voldoende eten bij ons dat we op onze kamer als diner gebruiken. De fiets staat in de TV-kamer.
9 september, 54 km.
Opnieuw strakblauw tot het eind van de dag. Om 9.30u rijden we weg na eigen ontbijt én ontbijt van het hotel! De drukte op de D900 naar Barcelonette valt erg mee, misschien komt dat omdat de Col de Larche (naar Italië) vandaag dicht is? De weg klimt licht, af en toe weer wat dalen en we rijden door een mooie omgeving in lekker weer.
We hebben besloten om niet de Bonette te doen, die deden we al in 1995 en kiezen ditmaal voor de Col d'Allos. Na 14 km gaan we bij Les Thuiles over de D109 in de richting van Pra-Loup. Het eerste stuk is prachtig schaduwrijk in een groene omgeving, maar als je op de hoofdroute naar Pra-Loup komt, wordt het een vervelend brede weg met teveel verkeer. Gelukkig is de afslag naar de D908 over de Col de Allos onze redding, want daar wordt het weer als vanouds mooi en rustig, indrukwekkend en heet, maar koel als we over de beboste hellingen rijden. Het is 17 km lang vrijwel steeds 7% klimmend, maar ook een paar stukken rustig 3%-4%. We hebben vrijwel de hele klim ook zicht op de diepe gorge waar we in 1995 daalden toen we van de Col de Vars afkwamen. De hele omgeving is trouwens indrukwekkend mooi en groen. Het is een mooie col met een diep dal in de richting van het Ski-oord La Foux sur Allos.
De afdaling heeft weer een paar steile stukken maar na het skidorp gaan we geleidelijk dalend naar Allos, waar we in Hotel Pascal een leuk, klein kamertje hebben. Het is erg rustig en we wandelen door het dorp, doen boodschappen en eten op de kamer, waarbij we de heerlijke quiches met onze föhn opwarmen! De fiets staat gewoon in de eetzaal van het hotel.
10 september, 87 km.
Het is strakblauw als we opstaan, maar na 11u komt er (zoals voorspeld) wat lichte bewolking opzetten waar we wel blij mee zijn, want de wegen hebben niet veel schaduw van bomen. Als we wegrijden is het 9° en we doen na 1,5 km onze beenstukken maar aan de broek, want het is dalend in de schaduw van de bergen nog erg fris. De afdaling naar Colmars gaat mooi geleidelijk langs de rivier, en in het ochtendlicht zijn er mooie kleuren groen te zien. In het fraaie, ommuurde Colmars wordt de komende 3 dagen een boekenfestival gehouden en het is al helemaal voorbereid op wat komen gaat. We lopen er een halfuurtje rond en halen bij de VVV nog wat informatie op. De zon schijnt flink en 2 km voorbij Colmars gaan de broekspijpen weer af om de rest van de dag in de tassen te blijven.
Tot aan St. André moet er in het traject van vandaag licht worden geklommen: bij Thorame Haute en vóór La Mure, maar uiteindelijk daal je over een lengte van zo'n 37 km, de kust nadert! In St. André-les Alpes valt niet veel te beleven, er zijn alleen veel Parapentes in de lucht bezig en eentje maakt – vlak over ons hoofd scherend – een landing in een weiland langs de weg. De omgeving is hier echter vrij kaal en na onze lunch op een bankje bij de Jeux de Boules baan gaan we in de richting van St. Julien du Verdon: één heuvel en verder fraai langs het Lac Castillon, een groot stuwmeer. Tot aan de tunnel langs dat meer is het nog lelijk, daarna een stuk mooier. St. Julien is helemáál niks dus gaan we maar door naar Castellane! De weg langs het stuwmeer loopt vrijwel zonder hoogteverschil en aan het eind van het meer klimmen we 5 meter hoger (de kortste klim naar een col ooit!) naar de Col de Cheiron (887m) om daarna rustig te dalen naar Castellane waar we – na een bezoek aan de VVV en het aanschaffen van de juiste kaarten – besluiten om de Gorge du Verdon in te duiken!
Dat wordt dan een 14 km lange, zeer fraaie afdaling in de voorlopers van de Gorge. Het weer is uitstekend en de weg is rustig. Bij de Pont du Carajuan begint een rustige klim naar het Point Sublime, het uitzichtpunt op de diep liggende Gorge du Verdon. Het uitzichtpunt valt tegen, zeker als je op de fiets hierheen komt, want dan heb je doorlopend van dat soort uitzichten. Automobilisten hebben geen idee wat ze allemaal missen! Het hotel bij dit uitzichtpunt is vol, maar ze bellen naar een volgend hotel waar ze een kamer voor ons vastleggen! We dalen dan weer 2 kilometer, klimmen er nog 4 bij en staan dan voor Auberge des Crêtes waar we een zolderkamer ("pas op je hoofd!") hebben en na rusten en douchen aanschuiven in de eetzaal, waar Jonne een merkwaardig gerecht kiest: witte vis met rodewijn-saus en in zwart water gekookte rijst. Niet heel erg lekker. Het voorgerecht en toetje zijn wél lekker! Ook hier staat de fiets in de eetzaal.
11 september, 91 km.
Er hangt nog wat ochtendnevel en bewolking, maar dat trekt vrij snel weg en we fietsen weer onder een strakblauwe lucht. We hebben besloten om het rondje om (en door) de gorge af te maken en om 8.20u rijden we eerst langs het dorp om boodschappen te doen en klimmen dan nog een kilometer of 3 voor we aan de enorme afdaling beginnen naar het Lac de Ste. Croix. Tijdens deze klim zien we de rivier diep in de gorge liggen, maar aan de overkant ligt de weg waarop wij later vandaag de terugweg zullen rijden, en die weg ligt nog een flink stuk hoger dan waar wij nu rijden! Dat wordt weer klimmen! Wij dalen eerst ruim 500 meter, slaan af in de richting van richting van het stuwmeer, rijden daar langs de oever en beginnen dan aan onze klim, weer terug de gorge in! Het eerste mikpunt is Aigunes en daar klimmen we vrij snel naartoe door een zacht glooiend landschap. Het is een mooi klein dorpje waar ook flink veel toeristen op af komen. We rusten er wat en eten een flinke chausson die ons voldoende energie geeft voor de klim die dan volgt en waarbij we een paar pittige stukken onder de pedalen krijgen. We kunnen de bergwand waar we tegenop fietsen mooi zien liggen en weten dat we aan de andere kant straks weer zicht zullen hebben op het deel dat we vanmorgen reden. Na de Col d'Iloire volgt een stuk waar we weer lopen, dan een mooi gedeelte met veel fraaie bochten en vanaf de Vaumale fontein lopen we het laatste stukje naar de pashoogte op 1202 meter hoogte. Uiteindelijk hebben we er 3 uur over gedaan om vanaf de weg aan de overkant, die nu heel erg in de diepte ligt, hier te komen. ↓
Vlugger dan ik gedacht had! Ook de rivier op de bodem van de gorge is heel ver weg! We dalen nu naar 800m hoogte, klimmen dan weer naar 1000m, dalen naar de pont de l'Artuby op 735m en klimmen dan maar weer terug naar 1004m! Dat schiet lekker op zo! Terwijl we dit deel rijden, zien we in de verte rookwolken opstijgen – we hadden al een brandlucht geroken – en blusvliegtuigen en helikopters zijn druk bezig een brand te blussen! Er zijn ook veel brandweerlieden paraat langs de kant van de weg. →↑
Gelukkig zet de brand niet door, want het is hier inderdaad overal kurkdroog en zeer brandgevaarlijk. We gaan dan een vrij lang deel licht dalend in de richting van Comps s-Artuby, maar het grootste deel is eigenlijk een traject over een heuvelrug, en pas vlak voor het plaatsje zelf gaan we echt dalen. Het hotel dat hier is, is bezet en ook de andere hotels in de omgeving zijn vol of willen geen gasten hebben. Wat te doen? We staan hier op een kruispunt van wegen en we moeten een keuze maken die ons traject voor de resterende dagen zal bepalen. We besluiten richting Montferrat en Draguignan te rijden. Dat is eerst een flinke afdaling van 5 kilometer lang, een klim van 3 km en dan weer 9 km dalen. We rijden het in 35 minuten en dan blijkt dat beide hotels in Montferrat vol zijn ivm. een huwelijk dat hier wordt gevierd en waarvoor alle gasten in de hotels zijn ondergebracht! Het begint nu penibel te worden, want de volgende plaats, Draguignan (een grotere stad), is weer 14 kilometer verder! We hebben nog wel energie, maar een verblijfplaats nu zou ons beter uitkomen. De weg naar Draguignan lijkt veel te dalen en we stappen weer op de fiets. Even buiten het dorp staat een aankondiging voor een Chambres d'Hôtes en dat ziet er mooi uit. Een lange oprijlaan naar een fraai huis met een aantal appartementen erbij gebouwd. Maar ook hier is alles bezet vanwege dat huwelijk!!! Als we enigszins vermoeid en teleurgesteld maar weer op de fiets stappen, herinnert de eigenaresse zich dat eigenlijk één van de appartement wel gebruikt is vandaag, maar dat die gasten alleen maar de ochtend en de middag zijn geweest. De kamer is leeg, maar nog niet opgemaakt. We gaan er kijken, ze overlegt met haar man, en ja, we kunnen blijven. Hoera!! Terwijl wij naar het zwembad gaan, maken zij ons bed op. We hebben nog voldoende eten bij ons en maken in het keukentje bij het appartement ons maaltje voor die avond klaar. Het is heerlijk rustig en het uitzicht mooi. Op ons terras bepalen we de route voor de komende dagen, misschien nog de Gorge du Loup? Het onweert 's-nachts hevig.
12 september, 78 km.
Het is fris weer als we opstaan, maar de zon breekt door en het bekende blauw komt tevoorschijn. Als we weggaan kunnen we de eigenaar nergens vinden om af te rekenen! We kloppen op alle deuren, maar er is geen teken van leven. Uiteindelijk laten we het geld maar op de kamer achter met een briefje erbij. Om 9.30u rijden we weg, de vesten nog wel aan tegen de kou, maar als we even later de D54 naar Fagnières nemen en gaan klimmen, gaat alle extra kleding weer uit, want het is heet in de zon! De klim is maar kort, we moeten een heuvelrug over en dan dalen we weer het volgende dal binnen. In Fagnières zelf dalen we heel diep en lang het dorp binnen over smalle, groene, kronkelende weggetjes om op het dorpsplein halt te houden bij de grote fontein voor het café. Daar nemen we koffie, de winkels zijn bovendien open op zondag zodat ook boodschappen kunnen doen en daarna gaan we op weg naar Callas. Dat gaat over een droomweggetje door een droomlandschap vol groene rust. Fantastisch! Het lijkt wel of de weg over een oud spoortracé loopt. In Callas klimmen we naar de 440m hoge Col de Boussogne, niet zwaar, gaan dan dalend met veel bochten over de D425 naar Claviers. Dan weer het dal uitklimmen om vervolgens een kilometer of 5 over de heuvelkam op vrijwel gelijkblijvende hoogte te rijden.
Dan volgen er een paar haarspeldbochten naar beneden en moet je opletten: een afslag (naar links) in een bocht. Het is een smal weggetje en er staat niets aangegeven, maar dit is wel degelijk een oude spoorbaan die in gebruik is gehouden als mooie doorsteek naar Seillans. Het is stil, schaduwrijk, groen, rustig en vrijwel zonder hoogteverschil.
Prachtige route. Het enige nadeel is dat het wegdek nogal geribbeld is waardoor we lijken te varen. Zeker op een tandem met een grotere wielbasis is dat soms hinderlijk. Van Seillans naar Fayence komen we in de drukte (en de hitte) en vanaf Fayence tot de afslag naar Callian is het nog drukker. We vinden op dit traject geen geschikt hotel en gaan, na een flinke rustpauze op het dorpsplein in Callian over de weg die we in 1991 ook al een keer gereden hebben. Dat was toen ons eerste, korte verblijf in deze streek waar we onze eigen fietsen hadden meegenomen, We zaten toen in Montauroux. Wij nemen de D96 die door prachtige eikenbossen voert en op de indrukwekkende gorge afgaat. Het weggetje dat die gorge indaalt is zeer smal en zeer steil. Ook nu weer de het klim naar St. Cézaire, het gaat sneller dan ik me van de vorige keer kan herinneren en lijkt ook minder zwaar. Of zijn wij er inmiddels aan gewend? In St. Cézaire is een groot straatfeest aan de gang en wij zijn er weer snel weg. Het hotel dat ons door iemand wordt gewezen kunnen we niet vinden of bestaat niet meer en dus gaan we verder, dalend, en komen zo in Speracèdes waar we in hotel La Soleillade voor 57 euro een voortreffelijke kamer vinden met fantastisch uitzicht op de zee en de bergen. Ook het Lac St. Cassien – waar we in 1991 een appartement huurden – is goed zichtbaar. De oevers zijn weer begroeid, destijds was er door brand veel bos verwoest. Het is zondag, alle winkels zijn dicht, er zijn geen eetgelegenheden open in het dorp en het restaurant van het hotel is vanavond ook niet open! We zullen het moeten doen met wat we nog te eten hebben, maar aan de eigenaar vragen we twee flessen mineraalwater, want daar zijn we inmiddels wel aan toe!
13 september, 31 km.
Er hangt veel zeebewolking maar de zon schijnt krachtig. We doen het rustig aan en rijden om 9.15u weg voor een flinke klim (250m) naar Cabris en vanaf daar dalen tot aan Grasse. Bij de VVV staan we even stil, wennen wat aan de drukte en gaan op weg naar St. Jean – St. Mathieu. Een bewoonster van een huis (op een hoek waar we stilstaan om de kaart te bestuderen) wijst ons de weg, maar of we de weg hebben gereden die zij bedoelde is zeer de vraag!! We dalen sterk, komen in groene bossen, rijden over smalle en zeer steile weggetjes en paden, passeren beekjes en bruggetjes maar hebben geen idee waar we zijn, de kaart laat ons volledig in de steek. We vragen een passerende boer de weg en belanden dan toch nog heel onverwacht op de D7 naar Opio waar we bij de supermarkt boodschappen doen. Dan klimmen we via de D7 naar Rouret en dalen dan – langs de Miagne en de uitlopers van de Gorge du Loup – naar La Colle sur Loup waar we na wat getreuzel (zullen we verder gaan of niet?) een wonderbaarlijk adres vinden: Maison des Arts, een kunstenaarscentrum waar cursussen worden gegeven en de cursisten intern verblijven op prachtige kamers. Alleen zijn er nu nog kamers over en daar maken we dankbaar gebruik van. Een van de medewerkers komt uit Nederland en ze helpt bij het bijplaatsen van een bed in kamer 'Chagall'.
We kunnen overal rondlopen en kijken, kunstboeken bestuderen en ook gebruik maken van de keuken. Als we 's-avonds op het terras onze pizza zitten te eten, krijgen we ook nog wat van het voorgerecht dat voor de cursisten is klaargemaakt. Er is een prachtige ondergaande zon.
14 september, 21 km.
Om 8.10u begint het te regenen en dat zal het tot een 17.00u blijven doen. We vermaken ons tot ons vertrek in de bibliotheek, lezend, kijkend en de vakantie overdenkend. Om 16.00u rijden we in de stromende regen in de richting van Cagnes, daar moeten we in de drukte en gladheid de juiste afslag zien te vinden, lopen een paar lastige stukken en komen terecht bij het strand. Vandaar is het, fietsend langs de rustige boulevards en parallelwegen, goed te doen. Alleen moeten we nog één keer de drukte weerstaan als we de luchthaven van Nice langsrijden. Een kort stukje rijden we – tussen het drukke verkeer – over een zesbaansweg, daarna bereiken we het fietspad langs de boulevard van Nice en begint ook de zon te schijnen. De regenkleding kan weer uit, we drogen lekker op, halen eten bij McDonald's (echt Frans) en gaan op zoek naar de standplaats van de bus.
We ontmoeten nog wat andere fietsers en om 20.00u rijdt de bus weg met 8 mensen. De chauffeurs zijn onbeschofte, onbenullige horken die een hekel aan elkaar hebben, geen verstand van fietsen en ook geen verstand van busrijden. Ze rijden zo te zien voor het eerst in zo'n bus!
In Suze la Rouse komt er nog een blik alpenfietsers bij en na een oponthoud van 20 minuten – omdat de chauffeur een verkeerde afslag neemt en vervolgens achteruit rijdend de bus met aanhanger weer eruit moet zien te krijgen – kunnen we om 01.30 (!!) eindelijk gaan slapen.
15 september, 1200 km.
Om 07.00u vindt de chauffeur dat we genoeg hebben geslapen en rukt het gordijn open tussen de slaapruimte en de cabine. We worden losgelaten bij een restaurant voor het ontbijt en vervolgen daarna onze weg naar Eindhoven. Daar halen we om 15.45 de trein naar Vught. Een enerverende wereldreis in Europa zit erop!
Laatste versie: 12 juli 2024
Terug naar de Indexpagina Marc Zoutendijk – © 1993-2093 Hier is een mailformulier |